GESCHIEDENIS


De inwoners van Oud-Zevenaar hebben eeuwenlang een felle strijd gevoerd tegen het grimmige gedrag van de Rijn. Steenheuvel is de oudste nederzetting in Oud-Zevenaar en lees meer over Camphuysen, Poelwijk, Leemkuyl, Toetenburg en andere gebouwen.

GESCHIEDENIS

De stuwwallen


Zo’n 3 miljoen jaar geleden, mondde de rivieren de Maas en de Rijn in deze omgeving uit, waardoor er veel zand, klei, leem en steen terechtkwam. Door verwering kwam veel puin van het middelgebergte in de Noordzee. Dit zorgde voor de bodem van ons land.

De stuwwallen zijn ontstaan tijdens de derde ijstijd (200.000 - 120.000 jaar geleden).

Er was een poolklimaat, de zeespiegel was 150 meter lager dan nu, de Noordzee bestond nog niet.

De gletsjers uit Scandinavië bereiden zich uit naar Nederland.

Het schuivende ijs, in Scandinavië wel kilometers dik, was aan de randen gelobd met daar tussen diepe insnijdingen. Het opstuwende ijs duwde aan de voorkant en aan de flanken de aarde omhoog en vormde daarmee een serie stuwwallen.

In de afbeelding is dit proces schematisch weergegeven. De oorspronkelijke rivierkleilagen vormden een soort glijmiddel waardoor de aardlagen gemakkelijker over elkaar konden schuiven. Deze situatie is nu op aarde bijna niet meer waar te nemen. Het ijs kwam tot de lijn Haarlem - Nijmegen en volgde daarbij de rivierdalen van de vroegere noordwaarts stromende rivieren. Deze dalen werden door de landijstongen, die een dikte hadden van minstens 250 meter, verwijd tot brede laagten (tongbekkens). En langs die randen werden wallen opgestuwd, de stuwwallen. Na het ontdooien van de bevroren grond is door erosie van regen en wind de bovenkant van de stuwwal vlak geworden, maar in het inwendige van de stuwwal zijn de scheefgestelde lagen behouden gebleven.

Na de derde ijstijd brak een warme periode aan die 50.000 jaar zou duren, de Eemtijd. Tijdens deze warmte stijgt de zeespiegel door het smeltende water, de zeespiegel lag zelfs hoger dan nu. Waardoor de stroomsnelheid afnam. Door de uitbreiding van de vegetatie en het ontstaan van dichte bossen, werd de bodem vastgelegd. Na de Eemtijd volgde de laatste ijstijd 70.000 - 10.000 jaar geleden. Het ijs breidde zich nu niet over ons land uit. Wel was de bodem permanent bevroren (permafrost). Door de ijzige stormen werd er veel zand verplaatst (de dekzanden). Aan deze zandverstuivingen kwam pas een eind toen 15.000 jaar geleden een snelle klimaatsverbetering plaats vond. Tijdens de ijstijd voerden de Rijn en Maas op dikke ijsplaten echter ook grote blokken gesteente (ook wel zwerfstenen genoemd) mee. Deze kwamen dus uit het zuiden. De steensoort van de zwerfkeien geeft een aanwijzing of ze door het landijs uit het noorden, dan wel door rivieren vanuit het zuiden zijn aangevoerd. Zo is graniet bijvoorbeeld aangevoerd door landijs en roodbruine bontzandsteen door de rivier. Langs de oevers van de rivieren bezonken de zwaardere deeltjes en werden aan beide zijde van de rivierbedding smalle zandige ruggen gevormd (oeverwallen). In de lage gebieden verder van de rivier af bezonken de fijnere deeltjes en dekken van zware klei ontstonden. (komafzetting)

Vroeger waren de stuwwallen 200 m hoog. Na het terugtrekken van het ijs is door het smeltwater een groot deel van de bovenste laag weggespoeld.

Nu ligt het hoogste punt op de Veluwe op 106 meter.

Montferland 93 meter, Hulzenberg 83 meter en de Eltenberg op 63 meter.

In de periode 250 tot 600 n. Chr. verplaatste de Rijn zich verder naar het Oosten en in deze periode ontstond de Waal.

De buurt toen


De inwoners van Oud Zevenaar hebben eeuwenlang een felle strijd gevoerd tegen het grimmige gedrag van de Rijn.

Gedurende de laatste ijstijd van 100000 tot 8000 v Chr. stoomden twee takken van de Rijn, één langs de noordzijde van Montferland en één aan de zuidzijde.

De toenmalige Rijn stroomde wild door het land van een grote bedding was geen sprake. Over een breed gebied stroomde  talloze smalle en brede kronkelende geulen.

De rivierafzettingen bestaan hoofdzakelijk uit dikke lagen grind en zand, daaroverheen ligt de oude rivierklei.

In het Holoceen  8000 v Chr. tot nu kwam er meer lijn in de bedding van de Rijn.

De slingerende diepe bedding verplaatste zich diverse keren en woelde de ondergrond, meermalen om.

Daardoor treft men er zand met wat grind aan overdekt met zandige klei.

Deze zandige klei, oeverwallen genaamd breidde zich landinwaarts uit over de niet weggespoelde rivierleem.

Rond 250 na Chr. (Karolingische tijd) kreeg het rivierkleigebied te kampen met grote overstromingen die gepaard gingen met verlegging van beddingen, waardoor van vaste bewoning nog geen sprake kon zijn.  Uit bodemonderzoek blijkt dat er omstreeks de achtste eeuw  sprake is van bewoning ten westen van de AA (Bloemendaal) evenzo in de buurt van de Martinuskerk. Hoewel Oud Zevenaar een dorp is geweest met de kerk aan het einde, wijst de positie van de kerk er toch op, dat van het oorspronkelijke dorp  nog een klein deel na de bedijking verzwolgen is door de meanderende rivier. Er zijn aanwijzigingen voor een nederzetting in de achtste eeuw. In het begin van die eeuw bestond er een klooster ten zuiden van de Rijn in Rinderen bij Kleef waarvan Willibrordus kerkmeester en beheerder was.

Dit klooster was aan Martinus gewijd en bezat in de weide omgeving bezittingen, boerderijen en landerijen. In 750 werd het klooster opgeheven en het grondbezit kwam in een Grundherrschaft, die aan het klooster van Echternach in Luxemburg overging. In de bewaard gebleven cijnslijsten komt de aanduiding Sivenar voor. Hieruit kan men concluderen dat omstreeks 720-730 een landgoed op het grondgebied van het huidige Oud-Zevenaar aan het Rinderense klooster behoorde. Een vermelding uit een akte uit 838 van goederenruil doet vermoeden dat er een klein Romaans kerkje bestond van leem en hout. Dit kerkje was geen parochiekerk daar in Emmerik de Parochiekerk stond, welke diende voor de gehele regio.

Van de vestiging Oud-Zevenaar wordt in 1050 melding gemaakt, in een oorkonde van Hendrik 3.

Omstreeks 1250 loopt er een belangrijke verkeersweg van Arnhem naar Keulen via een pontveer over de IJssel bij Westervoort, vervolgens via Groessen, Oud-Zevenaar, Babberich, Elten naar Emmerik en daarna verder langs de Rijn naar Keulen. In die tijd werd ook de rivier weer wat agressiever en er ontstonden diverse stroompjes waaronder de AA. Wanneer exact de Aa is ontstaan, is niet bekend.

Halverwege de 12e eeuw wordt in het Liemerse land een begin gemaakt met de aanleg van enkele dijken. Het zijn lage "zomerdijken" om het zomerwater te keren.

In de 13e eeuw nam het aantal bewoners in dit gebied toe en daardoor werden  er dijken langs de Rijn en de IJssel aangelegd. Van Babberich tot Giesbeek.

De dijken waren onbetrouwbaar en Oud - Zevenaar ligt aan de gevaarlijke buitenbocht. Er zijn talrijke dijkdoorbraken geweest, daardoor zijn de "waoien” ontstaan. Het water heeft meer dan een keer de zwakste schakel in de dijk kunnen vinden, met alle narigheid van dien. Door de hoger wordende Noordzee, die een snel afstromen van de rivieren belemmerde, kwam watersnood steeds vaker voor. De eerste dijken die men bouwden hadden heel wat minder bochten dan wat we nu aantreffen en waren maar enkele meters hoog.

In 1328 werd een dijkbrief geschreven, waarin de bedijking van de Liemers werd aangekondigd, van Offlande (Halsaf) tot Giesbeek en werden in 1328 de dijken aangelegd.

Vanaf 1355 neemt de macht van Kleef in de Liemers sterk toe ten koste van Gelre.

In 1406 wordt het Ambt Liemers (o.a. Zevenaar, Duiven, Loo, Groessen, Wehl), van oorsprong Gelders grondgebied, door Reinoud IV van Gelre aan het graafschap Kleef (Kleve) verpand en in 1417  wordt Graafschap Kleef tot Hertogdom verheven. In 1433 werd het Onze Lieve Vrouwe Gilde gesticht. In 1557 brengt de vermaarde cartograaf Christiaans Grooten, geograaf van de Spaanse koning Philips II, het gewest Gelderland in kaart.

Een detail uit de kaart van de omgeving we zien o.a. Sevenaer (de hierbij getekende kerk is die van Oud-Zevenaar), Weesterfort (Westervoort), Groyssem (Groessen), Duven (Duiven).


In 1496 wordt het Sint Annagilde in Oud-Zevenaar opgericht.

In  de periode 1570 tot 1600 is in de Liemers (en Achterhoek) een uiterst onrustige tijd. De bevolking is wanhopig door rondtrekkende plunderende troepen: De ene keer Staatse en de andere keer Spaanse troepen en daar tussendoor rondtrekkende muitende bendes.

Hieruit kan men concluderen dat omstreeks 720-730 een landgoed op het grondgebied van het huidige Oud-Zevenaar aan het Rinderense klooster behoorde. Een vermelding uit een akte uit 838 van goederenruil doet vermoeden dat er een klein Romaans kerkje bestond van leem en hout. Dit kerkje was geen parochiekerk daar in Emmerik de Parochiekerk stond, welke diende voor de gehele regio.

Van de vestiging Oud-Zevenaar wordt in 1050 melding gemaakt, in een oorkonde van Hendrik 3.

Omstreeks 1250 loopt er een belangrijke verkeersweg van Arnhem naar Keulen via een pontveer over de IJssel bij Westervoort, vervolgens via Groessen, Oud-Zevenaar, Babberich, Elten naar Emmerik en daarna verder langs de Rijn naar Keulen. In die tijd werd ook de rivier weer wat agressiever en er ontstonden diverse stroompjes waaronder de AA. Wanneer exact de Aa is ontstaan, is niet bekend.

Halverwege de 12e eeuw wordt in het Liemerse land een begin gemaakt met de aanleg van enkele dijken. Het zijn lage "zomerdijken" om het zomerwater te keren.

In de 13e eeuw nam het aantal bewoners in dit gebied toe en daardoor werden  er dijken langs de Rijn en de IJssel aangelegd. Van Babberich tot Giesbeek.

De dijken waren onbetrouwbaar en Oud-Zevenaar ligt aan de gevaarlijke buitenbocht. Er zijn talrijke dijkdoorbraken geweest, daardoor zijn de "waoien” ontstaan. Het water heeft meer dan een keer de zwakste schakel in de dijk kunnen vinden, met alle narigheid van dien. Door de hoger wordende Noordzee, die een snel afstromen van de rivieren belemmerde, kwam watersnood steeds vaker voor. De eerste dijken die men bouwden hadden heel wat minder bochten dan wat we nu aantreffen en waren maar enkele meters hoog.

In 1328 werd een dijkbrief geschreven, waarin de bedijking van de Liemers werd aangekondigd, van Offlande (Halsaf) tot Giesbeek en werden in 1328 de dijken aangelegd.

Vanaf 1355 neemt de macht van Kleef in de Liemers sterk toe ten koste van Gelre.

In 1406 wordt het Ambt Liemers (o.a. Zevenaar, Duiven, Loo, Groessen, Wehl), van oorsprong Gelders grondgebied, door Reinoud IV van Gelre aan het graafschap Kleef (Kleve) verpand en in 1417  wordt Graafschap Kleef tot Hertogdom verheven. In 1433 werd het Onze Lieve Vrouwe Gilde gesticht. In 1557 brengt de vermaarde cartograaf Christiaans Grooten, geograaf van de Spaanse koning Philips II, het gewest Gelderland in kaart.

Verwoeste huizen en kerken, onbebouwde akkers, plundering, doodslag, zware maandelijkse oorlogscontributies en roof van hele veestapels zijn aan de orde van de dag. De kerk van Oud-Zevenaar wordt in die periode geplunderd en zwaar beschadigd.

Eind oktober 1573 begint in de Liemers een lange zeer strenge winter, waarin vrijwel alle wintervoorraden verloren gaan met grote tekorten en honger tot gevolg.

Op 26 januari 1584 vindt in de avonduren een dijkdoorbraak plaats bij de Oliemolen van Leuven / Leuffen (buurtschap tussen Oud-Zevenaar en Groessen). Het betreft de oudst bekende melding van een dijkdoorbraak in de Liemers.

In september 1598 liggen Hollandse soldaten onder leiding van Maurits in stelling rond de Oud-Zevenaarse kerk en op de Gelderse Waard, waarbij Hollanders en Spanjaarden elkaar met grof geschut beschieten. Onder meer de Oud-Zevenaarse pastorie wordt door brand verwoest en pastoor Theodorus Lengel Sr. vlucht naar Zevenaar-stad. Eén jaar later wordt Zevenaar-stad door brand getroffen. Bij deze brand gaat het parochiearchief van Oud-Zevenaar, dat binnen de stad in veiligheid was gebracht, verloren.

De 17e eeuw wordt voor de inwoners van de Liemers en ook van Oud-Zevenaar het bepaald geen gouden eeuw. Door oorlogen, misoogsten, epidemieën, dijkdoorbraken, zeer droge en dan weer uiterst natte zomers alsmede regelmatig bizar strenge winters komt de bevolking regelmatig in grote problemen.

In 1609 is het Kleefse hertogelijke geslacht uitgestorven. Het hertogdom Kleef komt door vererving in het bezit van de keurvorst van Brandenburg. De Kleefse gebieden in de Liemers (o.a. Zevenaar, Oud-Zevenaar, Wehl, Duiven, Huissen) worden deel van Brandenburg.

1682 is het jaar van ernstige wateroverlast in de Liemers en ook in "Out-Seventer". Tot omstreeks 1707 stroomt de Rijn tussen Oud-Zevenaar en Aerdt. Bij het aanleggen van het Pannerdenskanaal verplaatst men de splitsing van de Rijn naar de huidige plaats tussen Pannerden en Millingen. De Rijn ter plaatse wordt Oude Rijn. In de parochie Oud-Zevenaar heerst in 1702 dysenterie, de aandoening heerst van augustus tot oktober en kost het leven aan ongeveer dertig parochianen.

Tijdens de strenge winter in 1709 is veel vee doodgevroren.

In het voorjaar van 1711 zijn er diverse dijkdoorbraken zoals de IJsseldijk bij Lathum en de Boterdijk bij Lobith. Veel voedselvoorraden gaan verloren, weiden blijven lang onbruikbaar en op grote schaal wordt honger geleden.

Een in economisch opzicht voor de Liemers belangrijke verandering betreft de wijziging van de postroute Arnhem - Keulen. De postwagens rijden niet meer via Doesburg, Doetinchem, Anholt en Wezel naar Keulen, maar worden vanaf 1741 geleid via Zevenaar, Elten naar Kleve.

 

Op de tekening zie je de Oud-Zevenaarse herberg De Pelikaan in 1752 met postwagen; P.J. Liender


In het voorjaar van 1743 staat de Liemers onder water. Tientallen paarden en meer dan honderd runderen overleven het niet. In 1745 besluit de Pruisische regering om in de monding van de Oude Rijn tussen Spijk en Tolkamer een overlaat aan te leggen.

Op deze manier kan bij hoge waterstand van de Rijn het water wegstromen in de grotendeels drooggevallen bedding van de Oude Rijn om vervolgens bij Candia weer in de Neder-Rijn te stromen.

Door deze maatregelen wordt de druk op de bandijk bij Babberich en Oud-Zevenaar groter, met dijkdoorbraken als gevolg.

In het jaar 1747 breekt de dijk door bij Leuven, buurtschap tussen Oud-Zevenaar en Groesssen.

Een nieuwe golf van veepest veroorzaakt bittere armoede het jaar 1747.

Doorbreken van de Rhijndijk in 1753. Meer dan drie maanden lang, tot eind maart 1754, blijft het water door de Leuvense doorbraak naar binnen stromen.

Tot in oktober 1754 werkt men dagelijks met honderd karren aan het herstel van de dijk.

In Oud-Zevenaar bestaat al  in 1756 een schutterij, St. Anna, waarvan de heer van Camphuysen kapitein is. De feesten bestaan uit schijfschieten en 2 of 3 dagen kermis.

Door vele dijkdoorbraken als gevolg van waterstuwing door het kruiende ijs staat in februari 1757 de Liemers grotendeels onder water. Velen vertoeven dagenlang op zolders of daken van hun huis. Ook gaan veel huizen door de watermassa verloren.

Dysenterie-epidemie treft in 1757 en in 1758 onder meer Oud-Zevenaar. Dysenterie is een, in de 18e eeuw, veel voorkomende aandoening; het betreft een door bacterie veroorzaakte ernstige buikloop, waarbij de frequentie van de ontlasting kan oplopen tot 100 maal per dag. Bij ongeveer 30% van de patiënten verloopt de aandoening dodelijk. Bij de meeste vormen van dysenterie is de bloedafgang zo opvallend dat men sprak van rode loop; de ziekte is ook wel persloop genoemd.

Geheel onverwacht breekt in de nacht van 1 op 2 december 1770 om 1.00 uur de dijk bij de Oliemolen onder Oud-Zevenaar door. Wanneer het licht wordt is alles een zee van water. Veel huizen zijn ingestort of zelfs verdwenen. Uit Zevenaar wordt gemeld dat het gekerm op de daken onbeschrijflijk is. Reeds op 3 december wordt in Zevenaar een collecte voor de slachtoffers gehouden, die ruim 21 rijksdaalders opbrengt; hiervoor wordt jenever, tabak, olie en brood gekocht.

Voor het Gelders Eiland en de Liemers is 1770 een echt rampjaar.

Het menselijke verdriet en de economische schade zijn onvoorstelbaar.

Bij een dijkdoorbraak in 1770 ontstaat in Oud-Zevenaar een kolk, die in latere jaren de naam Ezelswaai krijgt. In onze tijd (21e eeuw) is deze waai (nabij de Slenterweg 18) inmiddels grotendeels dichtgegroeid.

In 1784 zorgt een felle en langdurige vorstperiode dat de rivieren tot op de bodem met ijs bedekt zijn. In februari zet de dooi in en in de middag van 29 februari breken bij Spijk dijken door. Een dag later zijn er dijkdoorbraken in Oud-Zevenaar. Een deel van de bevolking heeft een veilig onderkomen gevonden in de stad Zevenaar, die overigens ook voor een groot deel onder water staat. Er is onder de bewoners veel stress door vernielingen in huizen, verloren gegane voorraden in kelders, omgekomen vee en mensen in bittere koude en nood.

In 1785 wordt Oud-Zevenaar getroffen door een hevige pokkenepidemie. In 1802 maakt roodvonk in de Liemers veel dodelijke slachtoffers. Ook in Oud-Zevenaar vallen slachtoffers. Groessen en Zevenaar volgen in 1803.

In Oud-Zevenaar sterven in 1804 zes kinderen aan een kwaadaardige variant van de zeer besmettelijke kinderziekte mazelen. Eén jaar later veroorzaakt een tyfusepidemie veel dodelijke slachtoffers.


Opnieuw een grote overstroming in 1809, de gehele Liemers als gevolg van dijkdoorbraken te Oud-Zevenaar en de buurtschap Leuven staat onder water; zeven mensen verdrinken. Bij de St. Martinuskerk is de hoogste stand van het water, meer dan 15 meter boven Nieuw Amsterdams Peil.

"Onmiddelbaar in den Ooischen doorbraak, zo berichte de Zevenaarse richter, stonden drie huizen bewoond wordende door de familien van P. Holtendorp, J. van Uum en Grades Kruis. De familie van P. Holtendorp was in het huis van J. van Uum gevlugt en beide huisgezinnen hadden tegen negen uur 's-morgens geene andere retirade meer als het dak van het reeds vallende huis. Naar dat de ongelukkige familien bestaande uit vijf leeden een half uur op het dak gezeeten hadden, begon het dak met de stroom weg te drijven, en separeerde zig in verscheidene stukken. P. Holtendorp met zijne vrouw op een stuk van het dak drijvende had zoo veel praesence desprit eenig voorbij schemmend dun wilgenhout op te vatten, en daar mede de sparren en het stroo van het stuk dak waarop hij met zijne vrouw zat aan malkander te hegten. J. van Uum bij eenen willigenboom voorbijdrijvende verliet zijn stuk dat en retireerde zig op deezen boom die hem egter geen veiligheid gaf maar naar zijn verderven wierd, daar eenige tijd daarop, toen reeds twee aakens tot redding naaderden, eene ijsschots den zelven omwierp en op deeze wijze aan J. van Uum het leven verliezen deed. Alle overige leeden der Holtendorpsche en van Umsche familien werden door de aakens, maar eenige uuren naar dat den dijk gebroken was, gelukkig gered."


Na de watersnood van 1809 wordt serieus overwogen een kanaal door de Liemers van Pannerden naar Doesburg te graven en de Nederrijn definitief te sluiten. Men gaat ervan uit dat de oplossing voor alle (overstromings)problemen een afleiding van het Rijnwater via de Liemers en de IJssel naar de Zuiderzee is.

In Oud-Zevenaar overlijden in november en december 1811, 4 mensen aan dysenterie.

In 1815 besluit Het Weense Congres dat het gebied tussen Emmerick en de (huidige) grens Duits wordt in ruil voor de Duitse enclaves Wehl, Liemers (waaronder Oud-Zevenaar en Ooy) en Huissen, die tot Nederland gaan behoren. Lobith en Spijk worden vergeten en komen korte tijd later bij Nederland.


De Oud-Zevenaarse school, in feite niet meer dan een vertrek van de woning van koster Peter van de Kamp, gelegen naast de kerk en tegen de dijk, wordt in de winter  van 1815 bezocht door ongeveer 100 leerlingen en in de zomer door 25 leerlingen. Het totaal aantal kinderen dat voor de school in aanmerking komt bedraagt ongeveer 310. Oorzaken van het zeer grote schoolverzuim zijn bittere armoede en de grote afstanden.

Na de val van Napoleon komt Zevenaar (evenals Oud-Zevenaar en Ooy) eerst onder Nederlands en daarna opnieuw onder Pruisisch bewind, totdat het op 1 juni 1816 definitief overgaat naar het Koninkrijk der Nederlanden. Spijk en Lobith volgen Zevenaar iets later. De overgang naar Nederland brengt geen voorspoed. De 19e eeuw wordt een periode van grote misoogsten, ziekten, honger, ellende en armoede. Handel en nijverheid zijn er nog nauwelijks en de meeste bewoners hebben een karig bestaan in de landbouw of leven van de bedeling. Ze hebben geen naegels om aan de kont de krabben.

De bandijk tussen Oud-Zevenaar en Babberich wordt door de regering van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden waartoe de Liemers inmiddels behoort, in 1816, over een grote afstand geslecht en vervangen door een overlaatkade. Wanneer bij hoog water de overlaat werkt, worden talrijke bewoners van de Liemers door grote wateroverlast ernstig gedupeerd. Velen voelen zich als grensbewoners opgeofferd.

In 1819 richt een veldmuizenplaag in de Liemers ook in Oud-Zevenaar rampzalige vernielingen aan.

In het vroege voorjaar van 1820 worden door de ongewoon hoge temperatuur massa's smeltwater over de rivier aangevoerd, waarbij ten gevolge van de instorting van de Babberichse overlaat de Liemers weer geheel en al overstroomd.


Op deze foto uit 1918 staat de Oud-Zevenaarse parochiekerk met geheel links (nog net zichtbaar) de school uit 1834, die tot 1897 als zodanig dienst heeft gedaan. Vanaf 1897 zal het schoolgebouw gebruikt worden als catechismuslokaal en weer later als opslagplaats. In nog latere jaren staat op deze locatie het parochiehuis / dorpshuis "de Tichel", dat inmiddels ook al weer geschiedenis is. Tevens is te zien, dat ook Oud-Zevenaar inmiddels op het elektriciteitsnetwerk is aangesloten.

In 1837 overstroomt de Liemers voor de zoveelste keer  door een dijkdoorbraak bij Leuven / Leuffen.

Ook in 1837 overlijden zeven mensen in Oud-Zevenaar aan influenza. In 1838 wordt Polderdistrict Lijmers opgericht. De belangrijkste doelstelling is de verbetering van de dijken langs de Oude Rijn en Rijn; een begrijpelijke keuze gezien de zeer vele dijkdoorbraken.

Op het onderwijs in het Oud-Zevenaarse schooltje is volgens een rapport van hoofdinspecteur Wijnbeek heel wat aan te merken in het schooljaar 1839.

"Het onderwijs is zeer achterlijk: geen verstandsontwikkeling, de oude spelmethode, lezen op eenen treurigen toon zonder achtgeeving op de leesteekens. Het schrift is matig. Er is ook gebrek aan orde, hetgeen niet te verwonderen is in eene school van 350 kinderen zonder ondermeester".

Na een uiterst strenge winter in 1845 treedt op paasavond 22 maart de dooi in waarna veel landerijen onder water komen.

In Oud-Zevenaar hebben de veehouders vrijwel geen veevoer meer.

Op deze rampzalige situatie volgt in de zomer een aardappelziekte waardoor de aardappeloogst mislukt.

Het gemeentebestuur van Zevenaar vraagt aan het Oud-Zevenaarse parochiebestuur om gegoede parochianen te verzoeken pootaardappels voor arme burgers beschikbaar te stellen.

Rivierwater, dat op 5 februari 1850 door de hoge waterstand als gevolg van ijsopstopping over de Liemerse overlaat stroomt, zorgt er voor dat ook in Oud-Zevenaar wateroverlast veel schade veroorzaakt.

De inwoners vragen zich af waarom zij als grensbewoners opgeofferd moeten worden voor het gewaande nut van de Liemerse overlaat.

Blijkbaar zijn de belangen van de grensbewoners ondergeschikt aan die van de inwoners van "Holland".

Ook het gemeentebestuur van Zevenaar is woedend en uit onomwonden haar gevoelens door te stellen dat de schade niet het gevolg is van een natuurramp maar van wandaden van de rijksoverheid.

Zo schrijft een woedend gemeentebestuur van Zevenaar na opnieuw grote waterschade: "De waterschade is te weeg gebragt, niet door eene ramp, waartegen geene menschelijke magt iets vermag, maar door de daden van het Staatsgezag".

Twee jaar later in 1852 geeft de regering eindelijk toe en wordt de Liemerse overlaat  dijkhoogte gebracht. Vermoedelijk wordt dit niet gedaan omdat de regering in Den Haag zich het lot van de bevolking aantrekt maar veeleer om economische redenen.

De zomer van 1851 verloopt voor de boeren rampzalig. Een lange periode van hitte en droogte eindigt met een hevig onweer met hagel en storm.

In 1852, in een heel jaar, verdient een arbeider in de Liemers ongeveer 300 gulden (135 euro).

Nadat het half december 1860 is gaan vriezen, zet op 16 januari de dooi in waarna het ijs zich opeen pakt en het water snel stijgt. Op 29 januari stroomt de Pannerdense Waard onder. Een dag later lopen door een zeer hoge waterstand van de Oude Rijn de spoorlijn en de postweg tussen Babberich en Elten op diverse plaatsen over. Korte tijd later spoelt de spoordam over een afstand van 100 meter weg, waarna de bandijk onder grote druk komt en een zeer ernstige situatie ontstaat. Met man en macht wordt getracht om de bandijk te versterken. Ter versterking van zwakke plekken gebruikt men pannen en stenen van een bakoven. In de vroege ochtend van donderdag 31 januari blijkt dat de inspanningen te vergeefs zijn geweest en breekt de dijk door.

In 1865 werd op de huidige plek van de Panoven een steen- en pannenbakkerij gesticht.

In 1867 gaat door runderpest het grootste deel van de veestapel verloren. Op 19 januari wordt de runderpest in Zevenaar geconstateerd. In de volgende twaalf dagen gaat vrijwel de gehele veestapel verloren. De ramp is zo onvoorstelbaar groot dat er in Nederland geen voorbeeld bestaat van het binnen zo weinig dagen op gelijke wijze verspreiden van zo'n vreselijke ziekte. Ook de oogst is slecht, waardoor 1867 door de bevolking als rampjaar ervaren wordt.

De Extreme droogte die in 1868 daarop volgde veroorzaakt een groot voedseltekort. De aardappeloogst gaat in 1883 voor het tweede achtereenvolgende jaar door wateroverlast verloren.

In 1884 krijgt Oud-Zevenaar landelijke bekendheid door een geslaagd experiment van enige plaatselijke fruittelers, waarbij ze appelen gedurende de winter bewaren door ze in te kuilen.

In Oud-Zevenaar wordt het schooltje, dat daar sinds mensenheugenis bij de kerk en het oude kerkhof heeft gestaan, in 1890 gesloten.

Gezicht op de Oud-Zevenaarse kerk omstreeks 1900


Deze afbeelding dateert van voor de aanleg van de begraafplaats in 1906.

Het lage pand rechts op de voorgrond is de toenmalige woning van de familie Heijneman; deze woning wordt afgebroken voor de aanleg van het kerkhof. Achter de woning staat de oude pastorie, die in 1927 vervangen zal worden door een nieuwe pastorie, die op haar beurt in 1981 weer is vervangen door het huidige pand.

Op deze afbeelding staat links op de voorgrond de toenmalige boerderij van de familie Nieuwenhuis met daarachter het Polderhuis.

Door de oorlogssituatie in 1915 (alle buurlanden zijn in de Eerste Wereldoorlog verwikkeld) ontstaan tekorten, waardoor de prijzen stijgen en de armoede ook in Oud-Zevenaar snel toeneemt. Daarentegen zijn er ook velen die door de smokkelhandel met Duitsland snel en grof geld verdienen.


Op zondagavond 28 januari 1917 raakt de dienstplichtig soldaat A. Jansen uit Oud-Zevenaar op 't Grieth in Zevenaar verzeild in een ruzie met B. Roelofsen, gehuwd en vader van zes kinderen. Bij deze ruzie wordt laatstgenoemde door soldaat Jansen, die in volle uitrusting is, in de borst geschoten. De verwonding is zo ernstig dat Roelofsen nog voor aankomst in het ziekenhuis overlijdt.

Op 27 mei 1918 meldt het persbureau Reuter, dat de Spaanse koning alsmede Spaanse ministers lijden aan een geheimzinnige aandoening, die later de geschiedenisboeken ingaat als de Spaanse griep van 1918; een aandoening waaraan wereldwijd 20 miljoen mensen sterven. Omstreeks 10 juli komt bij Zevenaar de Spaanse griep de Liemers binnen, nadat in Elten en Emmerik enkele honderden gevallen van griep zijn geconstateerd.

De wereldwijde influenza-epidemie teistert ook de Liemers. De Graafschap-Bode van 19 november 1918 meldt: "Overal, in 't binnenland hoort men van ziekte en sterven. In de dorpen luidt dag aan dag de doodsklok".  Op 11 november 1918 capituleert Duitsland en komt een eind aan de Eerste Wereldoorlog. Vanaf medio november komen maandenlang in totaal vele duizenden terugkerende krijgsgevangen per trein in Zevenaar aan. Meestal reizen ze vervolgens na enige dagen van rust en noodzakelijk medisch onderzoek verder met als eindbestemming hun vaderland. In Zevenaar worden voor hun opvang scholen ontruimd en aan de Oud-Zevenaarseweg in Oud-Zevenaar worden barakken gereed gemaakt. Om een indruk te geven van de aantallen: op zondag 17 november komen meer dan 1000 Engelsen in Zevenaar aan die de volgende dag verder naar Rotterdam reizen. Dinsdag 19 november zijn het er zelfs 1400, 21 november weer 1400 en ook 150 Grieken, dinsdag 3 december 1000 Franse krijgsgevangenen en zo gaat het nog tijden door.

In 1922 bestaat Voetbalvereniging Blauw Wit Ooy (BWO) reeds. Ongeveer 15 jaar later zal de vereniging echter door geldgebrek haar activiteiten beëindigen. Na de Tweede Wereldoorlog op 19 augustus 1945 zal de heroprichting plaatsvinden. In 1947 wordt de naam BWO gewijzigd in OBW (Ooys Blauw Wit).

In 1926 wordt de steen en pannenbakkerij gesloopt en wordt de huidige zigzagoven "de Panoven" gebouwd.

De Oud-Zevenaarse schuttersvereniging St. Anna wordt in 1927 koninklijk goedgekeurd. In het zelfde jaar krijgt de vereniging een eigen schuttersgebouw aan de Babberichseweg alwaar het nog altijd gevestigd is.

De positieve ontwikkelingen van de jaren twintig worden bijzonder wreed verstoord door de beurskrach op 29 oktober 1929, het begin van een wereldwijde crisis, die zijn weerga niet kent.

Op 22 mei 1932 wordt het treinstation Babberich, na 35 jaar dienst te hebben gedaan, gesloten. Van de halteplaats is vooral gebruik gemaakt door arbeiders o.a. uit Oud-Zevenaar en Holthuizen, die in Duitsland werken. Velen komen op klompen, vandaar dat wel gesproken wordt van de "klompentrein".

Het eenvoudige houten stationnetje van Babberich

Pentekening van M. Wenting Giesen

In de zeer vroege ochtend van 10 mei 1940 begint voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Grote aantallen Duitse vliegtuigen komen over. Een onafzienbaar leger Duitse soldaten komt vanuit Zevenaar in de richting van Arnhem. In de ochtend van 11 mei 1940 begint de slag om de Grebbeberg, die drie dagen duurt. De Grebbeberg is het toneel van hevige gevechten, tragiek en wanhoop. De Nederlandse offers zijn enorm. Bij de slag om de Grebbeberg sneuvelen tussen 11 en 14 mei ongeveer 425 Nederlandse soldaten. Waaronder dienstplichtige soldaten uit de gemeente Zevenaar. In februari 1945 moet het overgrote deel van Oud-Zevenaar evacueren. Ofschoon gelegen in een gebied dat van september 1944 tot april 1945 oorlogsgebied is, is de oorlogsschade in Oud-Zevenaar beperkt gebleven. Twee maanden later kunnen de inwoners weer naar huis. Daarmee is een eind gekomen aan een bezettingsperiode met ontstellend veel menselijk leed.


In november 1956 wordt de nieuwe lagere school aan de Martinusweg in Oud-Zevenaar door pastoor H.J. Knippers ingewijd. Het hoofd van de school is Wiebe Jorna en de overige leerkrachten zijn Catharina de Groot, Theo Hebing, Fien de Kinkelder, Gerrie Luiking, Riek Peters-Brands, Frans Tomesen en Mien Willemsen.


Na de sluiting van de Spijkse Overlaat in 1959 en de aanleg van een dijk met het gemaal Kandia in 1970 is de invloed van het Rijnwater op de oude Rijnstrangen vrijwel verdwenen. In 1970 wordt in Groessen aan de Kandiasestraat het watergemaal Kandia in bedrijf gesteld. Het gemaal zorgt ervoor dat wateroverlast in een omvangrijk gebied, waaronder ook Oud-Zevenaar eindelijk tot het verleden behoort.

In april 1992 besluit de Nederlandse regering tot de aanleg van een goederenspoorlijn "de Betuwelijn" tussen Rotterdam en Zevenaar, die de Rotterdamse haven met het Europese achterland moet verbinden. Deze aanleg zal ook voor Oud-Zevenaar grote gevolgen hebben.

In 1998 moeten ook in de Liemers, in het bijzonder in Groessen en  Oud -Zevenaar, vele woningen

plaatsmaken voor de komst van de Betuwelijn. Ook deze huizen aan de Zwarteweg in Zevenaar, in de dertiger jaren gebouwd moeten wijken voor de Betuwelijn. 


Voetbalvereniging O.B.W. (Ooys Blauw Wit) promoveert in 2000 naar de 1e klasse van de K.N.V.B.

De tot 1981 zo vertrouwde pastorie in het hart van Oud-Zevenaar.

In 1984 wordt het processieverbod uit de Nederlandse grondwet geschrapt. Een eeuwenoude processietraditie, vermoedelijk sedert de 11e eeuw, vindt in Oud-Zevenaar nog elk jaar plaats.

Het eerste elftal van de Ooyse voetbalvereniging O.B.W. wordt in 1991 kampioen in de derde klasse van de KNVB en promoveert naar de tweede klasse.


In 2011 wordt de Basisschool St. Martinus geheel gesloopt en op 10 oktober 2012 wordt de nieuwe Brede Basisschool Sint Martinus officieel geopend.

NECROLOGIUM ZEVENARIENSE

geschreven door Rector De Groot in 1951


BLOEMLEZING UIT DE DODENBOEKEN VAN OUD-ZEVENAAR


In Oud-Zevenaar werden de overledenen in de 17e en 18e eeuw begraven 1: ofwel in de kerk; 2: ofwel in het verwoeste gedeelte van het kerkgebouw; 3: ofwel buiten op het kerkplein.

In 1572 was namelijk het Godshuis door oorlogshandelingen grotendeels vernield en het duurde ontzettend lang (200 jaren) voor het bedehuis was hersteld. In 1585 werd een korte spits op de toren gezet, in 1616 het middenschip onder dak gebracht. Onder pastoor Manders (1779-1806) werd op de plaats van het verwoeste gedeelte van de kerk een Mariakapel gebouwd. In 1865 ging pastoor Oosterink er toe over Pastoor de zuiderzijkerk te herstellen. Weitjes 1899--1912 bouwde de tegenwoordige Mariakerk naast de St Martinuskerk. Alleen de spits van de toren heeft nooit meer die hoogte bereikt, welke zij had voor de verwoesting.

 

Uit het dodenboek van de parochie noteren wij het volgende:

27 September 1693 overleed in de Heer Henricus van Weerde, een Brabander van afkomst. Hij werd in de kerk begraven.

24 Nov. 1695. Warnerus Pauwels, kerkmeester. Hij was een bekwaam en goed man in alle opzichten. Begraven in de kerk.

1 Juli 1696. Adellijke Heer Joannes Smulling te Utrecht gestorven. Hier in het verwoeste gedeelte van de kerk begraven.

 

STRAF VOOR DE ZONDE

17 Januari 1698. Begraven in het verwoeste gedeelte van de kerk Petrus, knecht van de aanzienlijke familie Van Hunnepel. Deze Petrus werd Zondagsmorgens aangemaand om naar de kerk te gaan. Hij was echter met Lutherse dwaalbegrippen behept en hij antwoordde: Ik wil Maria niet gaan aanbidden, omdat zij ons toch niet kan helpen en zelf ook maar een zondares is". Toen hij aan tafel wilde gaan zitten, nam een klein meisje, waarmee hij gespeeld had, een geweer in de handen en schoot per ongeluk een kogel in het hoofd van de knecht, zodat deze niets meer kon zeggen en 's avonds is gestorven.

Ik geloof (zo tekent de pastoor aan), dat hij de straf heeft moeten ondergaan voor de lasteringen, welke hij met zijn tong tegen de H. Maagd heeft bedreven.

 

VERMOORD

25 Juni 1698. Stephanus Goris, die onschuldig door een bombardier (soldaat) werd gedood.

 

WELDOENERS

30 Aug. 1698. Adellijke Heer Joannes van Heerde. Hij schonk aan de armen 100 imperialen.

23 Sept. 1702. Adellijke Heer Nicolaas Walraven van der Hoevelik, geleerd en welbespraakt man. Gaf aan kerk en armen 100 imperialen.

26 Mei 1703. Coendert Scholt; begraven in het verwoeste gedeelte van de kerk. 6 Januari 1706. Odilia van Wittenhorst; gaf 250 Holl. gulden.

24 Oct. 1706. Meijtolt, echtgenote van Bernardus Geurs; begraven in de kerk, dicht bij de school.

22 Februari 1707. Mechtildis Schot; midden in het verwoeste gedeelte van kerk begraven.

10 Juli 1711. Heer Herm. Adolf Henriot, die onvoorziens overleed, doch naar ik hoop niet onvoorbereid. Hij was een vurige verdediger van onze kerk. God beware zijn enig dochtertje, die nu van beide ouders is beroofd. Begraven in de kerk.

 

DIENAAR VAN DE H. MAAGD

6 April 1712. Z. E. Heer Henricus Brans pastoor in Eerbeek, zeer ijverig man, overleed in Aerdt, maar wilde hier voor het altaar van de H. Maagd worden begraven, om zijn liefde tot zijn H. Moeder tot in het graf te tonen.

24 September 1721. Adellijke Heer Ludolphus van Munster, gewezen lid van de Staten van Holland en West-Friesland. Begraven niet ver van de kapel van de H. Maagd in het verwoeste deel van de kerk (Dus bijna 150 jaar na bedoelde verwoesting in 1572).

21 Juli 1722. Joannes Goris, kerkmeester en weldoener van de kerk. Begraven in de noordbeuk van de kerk bij de biechtstoel.

16 Sept. 1722. Begraven in de kerk mej. Anna Margaritha Becher. Zij ruste in vrede. Op Maria Geboorte 8 Sept. is zij gestorven.

14 Oct. 1755. In onze kerk is begraven adellijke Heer Adolph van Heerde, Heer van Camphuysen.

 

DIJKDOORBRAAK

13 Januari 1809. Bij de ongehoorde waterstroming van dit jaar is de dijk tegen het huis van Jan van Uum, Hoenderkamp te Ooij, gebroken. Jan van Uum, oud 48 jaren, dreef op een vak van zijn huis weg en wilde zich op een jonge wilgenboom bij de Buitenmolen redden. Door de ijsschotsen werd de boom vernield en is Jan van Uum in hot water terecht gekomen en verdronken.

14 Januari 1809. Gerlacus Buning, echtgenoot van Maria Kaaltjens, is op deze datum 's avonds van Zevenaar gekomen, waar hij zijn vrouw had bezocht., Hij is door het ijs gezakt en verdronken.

 

DIJKVERSCHUIVING

28 Sept. 1810. Bij het afgraven van de dijk bij Camphuysen, op koninklijk bevel, is onder de vallende massa aarde terecht gekomen Everardus Gertsen uit Didam en dezelfde dag gestorven. Hij heeft nog zes uren geleefd en is goed bij kennis zijnde voorzien van de laatste H. Sacramenten

23 October 1810. Door eenzelfde ongeluk als bij 28 Sept. vermeld, is plotseling overleden Wilhelmus van Hees, oud 16 jaren.

18 Januari 1811. Eerw. Heer Joannes Henricus Roghmans, oud 82 jaar., Gedurende 55 jaar vicaris alhier.

21 Febr. 1814. Joannes Peters, oud 16 jr. wilde met zijn stiefvader Jan Bruintjes van 't Grieth brandstof halen over het ijs viel bij de tien-morgen boven de Noteboom er door, en verdronk.

13 Sept. 1816. Joannes Jacobs oud 8 jaren, ging op een geladen kar spelen. De bomen waren gestut. Het knaapje ging aan de bomen hangen, de stut ging los en het kind werd verbrijzeld onder de bomen.

19 Nov. 1819 sterft Jozef, baron Goldstein, echtg. van Antonia, baronesse van Hugenpoth, eigenaar van Mathena.

2 Januari 1833. Gerardus Hendriksen echtg. van Wilhelmina Lelieveld, op huis Babberich, had op Nieuwjaarsdag een geladen pistool met de loop naar boven in de broekzak gestoken, welke per ongeluk afging, hem in de ingewanden trof, waaraan hij de andere dag is gestorven.

28 Augustus 1836. Bernardus Lambertus van Egeren achter op een hardjagend rijtuig staande, viel tussen rad en bak op het hoofd en 29 Aug., bewusteloos gebleven, gestorven.

 

VRESELIJKE DOOD VAN 3 KINDEREN

15 Februari 1844. zijn verdronken drie kinderen Arnoldus, 13 jaar, en zijn broertje Gijsbertus, 11 jaar, en hun zusje Aleidis Jansen, 8 jaar. Deze arme kinderen, in de gemeenten Pannerden, Herwen en Lobith bezig geweest zijnde om een stukje brood te vragen en naar huis terugkerende, waagden zich tegen de Peppelweide van de Heer de Neree boven de Kiekuit, op de oude Rijn op het niet sterke ijs, in de duistere avond, vielen er door en verdronken.

21 Januari 1857. Joannes Theodorus Bodde is door een locomotief op de spoorweg overreden en als het ware verscheurd.

2 Jun 1859. Joannes Stokman oud 16 jr. bij het baden verdronken.

 

DE NEREE

De aanzienlijke familie De Neree tot Babberich, welke in de laatste 250 jaar Halsaf en Camphuysen hebben bewoond, bezitten een grafkelder op het plein zuidelijk van de kerk van Oud-Zevenaar aan de kant van de dijk. Hierin liggen velen van hun dierbare afgestorvenen begraven. Ook in het bos van Babberich bevindt zich een grafplaats van die bekende familie.

 

 

INFLUENZA OF GRIEP

Nota la: In het jaar 1837 stierven in de parochie Oud-Zevenaar 7 mensen aan de influenza of griep. Het was de eerste keer dat deze namen genoemd werden.

 

PROTESTANTEN

Nota 2a: Op het kerkhof naast de kerk in Oud-Zevenaar werden ook protestanten begraven. Er waren zelfs protestanten, die daar en familiegraf bezaten, b.v.

12 Januari 1808 stierf aan ouderdomszwakte Joanna Kelder, protestante, echtgen. van Henricus Heiting, 75 jaar, begraven op ons kerkhof.

31 Maart 1837 is op ons kerkhof, in zijn familiegraf, begraven Joannes Christianus, Melchers, weduwnaar, protestant, uit Ooij.

 

WELDOENERS

Holtkamp en echtgenote (zonder jaartal) gaven een huis aan de kerk. Familie Carolus en fam. E. Bus schonken vanen aan de kerk St Joseph en Maria (zonder jaartal). De kinderen van Everardus Bus versierden de kerk met een groot geschilderd raam in de toren (zonder jaartal). In 1872 is de nieuwe kroonluchter gegeven door de wed. van Egeren en kinderen. In hetzelfde jaar is tengevolge van een verklaring van Joanna Maria Ubbink in hare ziekte, na haar overlijden het grijze tapijt met rode rand en dito loper op en bij het Hoogaltaar gegeven. 1878: Door M. Carolus zijn 7 roketten met kant voor de misdienaars aan de kerk ten geschenke gegeven. In 1879 heeft de Welgeb. Heer R.J. de Neree tot Babberich aan het beeld van Maria van Salette een nieuwe verguld zilveren kroon geofferd ter waarde van 100 gulden.

 

De volgende weldoeners hebben fundaties gesticht:

Jacobus de Vries en Joanna Jurrius (zonder jaartal) Echtpaar Drost-Willemsen (zonder jaartal). Cath. G. Hahn (zonder jaartal). 1867 Willem Fontein en echtgenote. 1867 Lambertus Bruins en Joanna Jurrius. 1867 Joannes Teunissen. 1868 Albertus van Alst. 1869 N. van Hees. 1869 Gertrudis Jansen. 1871 Arnoldus Hageman. 1888 Richard de Neree tot Babberich. 1889 E. Bergervoet. 1896 Theodorus van de Sandt. 1897 Everardus Bergervoet. 1899 Gudula Pruis-Verhoeven.

1904 Jan Gerritsen. 1914 Wilhelmus van Alst. 1914 Gerardus Bus en Gerarda A. Peelen. 1921 Hendrina van Deelen, echtgenote van Wilhelmus van Alst. 1923 Theodorus Pruis. 1927 Joannes Jansen (Breuilly) 1927 Petrus Peters. 1930 Erfgenamen van Joannes Degen en echtgenote. 1932 J. H. Hugen 1934 Joh. J. Florissen pastoor en fam. (Deze familie woont in Oud-Zevenaar) 1940 Gerardus Florissen en echtgenote, theodora Wittenhorst. 1944 Catharina Reijers. 1945 Maria Doevenspek.


Tot een van de grootste weldoeners van de kerk moet zeker gerekend worden de bekende Ridder Johan van de Loo, die verschillende landerijen bij testament aan de kerk schonk (1467). Ook de kapel van de Vrijheid Zevenaar (d. i. de stad Zevenaar) heeft hij goed bedacht en o.a. daar de Maria-Vicarie en het Loogasthuis gesticht. Hierover is reeds elders gesproken.

 

OUDHEID VAN DE PAROCHIE

Het ontstaan van de parochie ligt verborgen in het duister van het verleden. Misschien heeft Anselm, die in 1049 werd aangesteld als Heer van de goederen van Keizer Hendrik III, welke in Subenhara (later Zevenaar) waren gelegen, misschien zeg ik heeft die eerste bekende Heer van de plaats ook de eerste kerk gebouwd. Doch dit is maar en gissing. De kerk is zeer oud, waarschijnlijk uit de 13e eeuw. Oud-Zevenaar was in 1276 een welvarende parochie, want bij de belastingbijdrage (een tiende gedeelte van alle parochie-inkomsten) voor de kruistochten door Paus Gregorius X voorgeschreven, moest pastoor Gerlach (van Oud-Zevenaar) twee ponden Leuvens betalen, wat meer was dan de bijdrage van de andere parochies in de omtrek, zelfs meer dan die van Emmerik.

Waar die grote bloei van de parochie vandaan kwam, is al evenmin bekend.

Misschien was de bloei van de parochie mede te danken aan de devotie tot de H. Maagd Maria, welke devotie later aanleiding zou geven tot belangrijke processies naar Oud-Zevenaar, waar grote en wonderbare gebedsverhoringen plaats grepen, zoals Pastoor Van Lengell (1600-1626) in zijn gedenkboek schrijft.

Het beeld van de Smartvolle Moeder, ook genaamd Onze Lieve Vrouw ter Nood Gods, is uit de 15e eeuw. In de eerste helft van die eeuw leefde hier de bekende Ridder Johan Van de Loo, die in het Heilig Land tot ridder is geslagen. Misschien heeft deze nobele man het beeldje op een van zijn verre reizen meegebracht.

 

AANVULLING

In betrekking tot hetgeen is gezegd over de parochie Oud-Zevenaar, zij aangemerkt, dat deze zeker in het jaar 1051 reeds bestond. In een acte lezen wij immers, dat de inkomsten, die de kerk van Zevenaar genoot aan renten en graan tussen 1051 en 1054 in opdracht van graaf Herman van Zutphen aan de kerk van Laag Elten moesten worden afgestaan, totdat deze geheel afgebouwd zou zijn.

(Deze wetenswaardigheid vonden we in het boek van Leo Gies: „Elten, Land Leute", 1951).

 

VICARIEËN

UITGESTREKTHEID VAN DE PAROCHIE

In de parochie waren sinds oude tijden 2 vicarieën door weldoeners gesticht: 1. De Lucia en Georgius Vicarie; 2. de Sint Anna Vicarie.

Ofschoon de Vicarissen zich niet moesten gelasten met de zielzorg in de parochie (zie wat hierover is gezegd bij Zevenaar), hielp toch een van de vicarissen de pastoor met het parochiewerk. Geen wonder! als men de uitgestrektheid van de parochie Oud-Zevenaar in ogenschouw neemt, zal het niemand verwonderen, dat de pastoor de hulp van 'n vicaris inriep. Oud-Zevenaar grensde aan Didam, Giesbeek, Duiven en Groessen en Elten. Daar midden in de uitgestrektheid van de parochie Oud-Zevenaar lag de stadsparochie als een eiland in een grote zee.

Wat die dienst van de vicaris betreft, zien we b.v. dat in 1741 twee bedienaren van de Vicarieën waren: 1 Eerw. Heer Christianus Offermans neef van de pastoor Henricus Becher en 2: Eerw. Heer Wolterus Geurts. Welnu Chr. Offermans deed in de parochie dezelfde dienst als heden de kapelaans verrichten, terwijl Wolter Geurts zich tevreden stelde met de verplichte H. Missen te celebreren aan het altaar van de Vicarie te Oud-Zevenaar. Deze laatste was echter bovendien vicaris in Duiven, zodat hij ook daar zijn verplichtingen had. Hij woonde dicht bij de molen in Ooij.

 

PASTOORS VAN OUD-ZEVENAAR

  1. De eerstvermelde pastoor is Gerlach, die in 1276 de tiendbelasting voor de kruistochten betaalde (zie boven). Waarschijnlijk was hij niet de eerste pastoor, omdat de parochie zich reeds in grote bloei verheugd. Daarna volgt een lange tijd, waarvan we geen gegevens bezitten.
  2. Martinus De Vries, pastoor vóór 1545.
  3. Joannes Sluiter, 1545-1553.
  4. Hendrik Huetinck, 1545-1583. Deze pastoor nam de wijk naar de Stad Zevenaar in de dagen van de beroerten. Hij nam het Mariabeeld en andere kostbaarheden mee. In 1583 bedankte de pastoor en werd vicaris van de Petrus Vicarie in de stadsparochie.
  5. Nicolaas Vallick werd in 1583 pastoor, keerde naar de verlaten en verwoeste kerk van Oud-Zevenaar weer, deed het puin opruimen en de noorderzijbeuk herstellen, waar hij terstond de gelovigen weer bijeen riep. In 1585 herstelde hij de toren.
  6. Theodorus van Lengell, geb. te Zevenaar, pastoor van 1600-1626. Hij herstelde in 1616 het middenschip van de kerk.
  7. Petrus Fabricius uit Nijmegen, 1626.
  8. Joannes Brakelman uit Calcar (zonder data)
  9. Gerardus van Wildenraad uit Doetinchem was pastoor in Oud-Zevenaar vóór 1649 toen hij naar de St Aldegondiskerk in Emmerik werd verplaatst.
  10. Theodorus van Lengell, bloedverwant van 6. Gestorven 22 Maart 1670. Voor 200 daalder uit zijn nalatenschap werd een monstrans gekocht. Tijdens zijn leven had van Lengell voor twee nieuwe klokken gezorgd.
  11. Hieronymus Killer, geb. te Emmerik, Zeer ijverig priester, die door zijn tijdgenoten ,,de gesel der Jansenisten" werd genoemd. 1670-1704 pastoor.
  12. Joannes Ignatius Lippert, geb. te Zevenaar 18 Aug. 1672. Hij bouwde op eigen kosten een nieuwe pastorie. Na zijn dood wilden zijn erfgenamen in Zevenaar recht doen gelden op het gebouw. Het geschil werd echter beslist ten voordele van de kerk. 1704-1720 pastoor.
  13. Henricus Becker, geb. te Zevenaar 14 Aug. 1687, pastoor van 1720-1774. Meer dan 50 jaren lang pastoor van een parochie. Een zeldzaam jubile!
  14. Joannes Franciscus Becher, geb. te Emmerik. Hij was van 1759-1774 pastoor te Arnhem in de Varkensstraat. Van 17741779 pastoor te Oud-Zevenaar.
  15. Gerardus Manders geb. te Wehl. Hij bouwde een Mariakapel op de plaats van de verwoeste Mariakerk (verwoest in 1572) Hij was pastoor van 1779 tot 1806.
  16. Gerardus Mulder, geb. in Emmerik. Hij bouwde een katholieke school op de plaats, waar nu het parochiehuis staat. Gerardus Mulder was pastoor van 1806-1861. Wederom een gouden jubilaris als pastoor van een parochie. Hij ging in 1861 in Zevenaar rusten en overleed daar in 1864.
  17. Gerardus Joannes Oosterik. Deze brak de Mariakapel af om plaats te maken voor het zuiderzijschip van de kerk. In deze nieuwe zuiderzijkerk prijkte naast het St Jansaltaar het kleine albasten beeld van O. L. Vrouw ter Nood Gods. Gerardus Oosterik was van 1861-1877 pastoor. Gestorven 1879 in Oldenzaal, waar hij rustend was.
  18. Carolus Arnoldus Alferink was pastoor van 1877-1887, toen hij stierf.
  19. Lambertus van Egeren werd hier pastoor in 1887 en overleed in 1896.
  20. Theodorus Bader was slechts 8 jaren hier pastoor, toen hij in 1899 stierf.
  21. F. Th. Weitjens, pastoor van 1899-1912 toen hij van hier vertrok. Aan de Z.E. Heer Weitjens komt de eer toe Oud-Zevenaars kerk gemaakt te hebben tot wat zij nu is. Ondanks de grote moeilijkheden is het hem gelukt de aloude Mariakerk, zoals die voor de 80-jarige oorlog was, te herstellen.
  22. C.Th. Voss is pastoor geweest van, 1912-1932. Van 10 Juni tot 31 Aug. 1932 was hij rustend in de Pelgromstichting.
  23. H.J. Hagemann was herder van de parochie vanaf 1932 tot aan 1946, toen hij eervol ontslag verkreeg om gezondheidsredenen en in Delden rustend werd.
  24. H. J. Knippers 1946-

     

    KAPELAANS VAN OUD-ZEVENAAR

    1. WelEerw. Heer Bodt
    2. WelEerw. Heer Roslofsen.
    3. J.H. Nijkamp.
    4. J. van Haaren.
    5. J. Westerveld (allen zonder jaartal).
    6. P. Fornier 1846.
    7. G.J. Verwaaijen 1846 -1848.
    8. J.W. van Til 1848-1854.
    9. J. van der Straeten vanaf 1854.
    10. L. Brugman vanaf 1863.
    11. J.F. Corbisier vanaf 1857.
    12. B. van der Werf vanaf 1868.
    13. B. Leijser vanaf 1871.
    14. Th. Blommers vanaf 1872.
    15. C. Otten vanaf 1873.
    16. H. Remmres vanaf 1881.
    17. A.N. Berendsen 1883 -1886.
    18. N.H. Gielen 1886-1889.
    19. H. Egberink 1887-1903.
    20. A.H.L. Ledel 1903 -1905.
    21. Fr. J. Beerman 1905-1908.
    22. H.S. Brugman 1908-1911.
    23. P.J. Bijlard 1911-1915.
    24. J.H. Kolman 1915-1917.
    25. G.G. Smit 1917-1919.
    26. B.A. Preller 1919 -1925.
    27. H.W.A.M. Tervoert 1925-1928.
    28. Fr.G.L. van der Meer 1928-1931.
    29. H.J.H.M. Fortmann 1930-1931.
    30. J.M. te Riele 1931-1936.
    31. A. Wolfs 1936-1938.
    32. E. Bos 1938-1951.
    33. Pater Edwinus van Berkel O.F.M. 1951-


    ONDERWIJS IN OUD-ZEVENAAR

    St. MARTINUS-SCHOOL

    Op de plaats waar heden (1951) het parochiehuis zich bevindt, stond weleer een klein gebouwtje, waarin door een schoolmeester onderwijs werd gegeven aan de kinderen van de parochie. In 1898 was daar hoofd van de school de heer Paardekooper, die in Maart van dat jaar zijn ambt neerlegde, en als zodanig werd opgevolgd door de heer A. A. Verheijen. De nieuwe school in Ooij was toen reeds in aanbouw, zodat de heer Verheijen in Sept. 1898 met zijn leerlingen naar het nieuwe gebouw kon overhuizen. In het jaar 1925 werd de school officieel als katholieke school erkend. Mijnh. Verheijen nam in 1934 ontslag en werd opgevolgd door de heer H. van Rooy, die in 1942 naar Blaricum vertrok en opgevolgd werd door de heer W.J.M. Jorna (1 Mei 1942). Thans werken er vier leerkrachten met veel succes aan het katholiek onderwijs in de parochie van St Martinus te Oud-Zevenaar.

    Tijdens de oorlog werd de school 3 Sept. 1944 gesloten en door Duitsers bezet. In 1945 (18 Februari) evacueerde het grootste deel van Oud-Zevenaar. In April 1945 keerde men weerom. De school werd weer geopend 1 Juni 1945.

    STEENHEUVEL

    Steenheuvel is de oudste nederzetting in Oud-Zevenaar

    De naam Steenheuvel is afgeleid van de gevonden materialen die gebruikt werden voor wapens en werktuigen.

    Het landschap van Oud-Zevenaar, zoals dit te zien is, draagt in sterke mate het stempel van de mens. In de loop der eeuwen zijn uitgestrekte woeste gronden herschapen in landbouwgebieden. Vooral sinds de middeleeuwen heeft d mens het landschap veranderd, zowel door opbouw als door afbraak, bijvoorbeeld door dijkaanleg en afgravingen.

    Het rivierkleigebied is door de dijken geheel tegen overstromingen beschermd. Alleen de gebieden tussen de winterdijken, de uiterwaarden, kwamen hier, tot nog in de vorige eeuw, blank te staan, in tijden van veel waterafvoer. Voordat de Spijkse overlaat in 1957 werd gesloten hebben de dijken aan de zuidkant van Oud-Zevenaar nog tot 1968 een waterkerende functie gehad, toen trad het gemaal Kandia in werking.

    Als een rivier bij hoge waterstanden buiten haar oevers treedt, vindt door vermindering van de stroomsnelheid een afzetting van zand materiaal plaats. Hierdoor ontstaan langs de rivieren terreinvormen met flauwe hellingen, de oeverwallen. Bij de binnen de winterdijken gelegen oeverwallen kan bij hoge waterstand geen ophoging meer plaatsvinden. Het zijn de aangewezen plekken voor bewoning. Ze bestaan overwegend uit lichte klei of zavelgronden.

    Het landschap rond Oud-Zevenaar is pas in het laatste millennium voor Christus onder invloed van de grote rivieren ontstaan. Langs de rivieren ontstonden de eerste nederzettingen op de oeverwallen , die iets hoger lagen en dus minder last van overstromingen hadden. Ook langs de oevers van de rivieren ontstonden paden om een boot te trekken, door mens of dier. De Oud - Zevenaarseweg en de Slenterweg zijn zeer waarschijnlijk op deze wijze ontstaan.

    Zo is nu nog goed te zien dat de oude boerderijtjes in een lange rij langs de voormalige stroompjes met de achterzijde naar het water gekeerd en met de voorzijde naar de bouwlanden op de hogere oeverwal.

    Een oudheidkundig onderzoek heeft aangetoond dat de bodem vondsten op het terrein van de Steenheuvel duiden op een nederzetting uit het begin van de ijzertijd (ca. 700 v. Chr.). De ijzertijd duurde van 700 – 12 voor Chr. Bij een opgraving in de onderste laag , op een diepte van 60 – 100 cm onder het maaiveld, werden met name haakranden gevonden. Dit zijn potscherven met een bepaalde, spits toelopende rand. Zij zijn typerend voor de overgang van de late bronstijd naar de vroege ijzertijd. Uit dezelfde periode dateert een opgegraven stuk van een maalsteen, waarmee graan gemalen werd. Een bewijs dat door de toenmalige bewoners landbouw bedreven werd. Dat ook in de midden ijzertijd de Steenheuvel bewoond werd, heeft men afgeleid uit gevonden scherven van de Marne cultuur. Dit aardewerk was nog vrij primitief, zonder glazuur en met de hand gevormd. De vondst van hutteleem wijst erop dat er in die tijd hutten hebben gestaan, men bouwde toen hutten met wanden van gevlochten twijgen, besmeerd met leem.

    Ook uit de midden ijzertijd dateert een aantal gevonden slingerkogeltjes. Dit zijn uit klei gebakken ovale kogeltjes ter grootte van enkele centimeters. Ook een spinsteentje behoort tot de vondsten uit deze periode.

    De nederzetting is langdurig bewoond geweest, voor zover het oudheidkundig bodemonderzoek van het A.W.N. uitwijst, is er gewoond van 700 v. Chr. tot ongeveer 500 na Chr.

    In deze periode was de Rijn een belangrijke aanvoerroute voorgraan uit Engeland

    Vondsten:

    - een fragment van een bronzen steelpan of wijnzeef dateert uit het einde van de eerste eeuw;

    - in de eerste en tweede eeuw veel Romeinse voorwerpen;

    - uit de vierde en vijfde eeuw een drietal bronzen naalden.

    Aan het eind van de eerste eeuw voor Christus drongen de Romeinen onze streken binnen.

    Onze streken werden definitief onderworpen aan de Romeinse macht door veldheer Drusus in 12 v. Chr. . De nederzettingen in de Liemers lagen net buiten de rijksgrens, maar stonden wel sterk onder Romeinse invloed. De Bataafse invloed bracht in 69 na Chr. hierin verandering in. De Romeinen werden door de troepenmacht van de Bataven en andere Germanen verdreven. De opstand werd echter in 70 na Chr. door de Romeinen neergeslagen. In de tweede eeuw en eerste helft van de derde eeuw is onze streek zeker deelgenoot geweest van de bloeiperiode van het Romeinse rijk.

    Naast de vel Romeinse aardewerkschijven getuigt hiervan de in 1980 opgegraven waterput. De waterput was gemaakt uit een uitgehakte eiken boomstam en dateert uit de 2e, 3e of 4e eeuw. Deze waterput had een diameter van 1 meter en was in gebruik als drinkput. Het aantal vondsten uit de 4e en 5e eeuw waren groot.  In het jaar 406 was het definitief gedaan met de Romeinse macht.

    Na de vijfde eeuw werd de nederzetting echter verlaten.

    Vanaf de achtste eeuw komt er weer bewoning lang de AA, met name het latere Bloemendaal, even ten zuiden van Steenheuvel. Ook in de buurt van de Martinuskerk is toen ook bewoning ontstaan.

    Kommetje van handgevormd aardewerk. Datering: midden of late ijzertijd.

    Een spinsteentje, Romeinse tijd.

    Een stuk hutteleem met twijgafdrukken en gaten uit de  ijzertijd.

    Slingerkogeltjes, midden ijzertijd.

    Waterput, Romeinse tijd.

    Scherven van Romeins aardewerk.

    OUDE GEBOUWEN

    KASTEEL POELWIJK

    Alleen de gracht om de boerderij herinnert ons aan het kas¬teeltje en zijn adellijke bewoners en een gevelsteen aan de oostkant van de boerderij uit 1749.

    De vertaling luidt als volgt: Ik sta steunend op Gods hulp op wiens bescherming ik vertrouw! Babera, trouwe patrones, verleen gij uw schutse!.

    De naam Poelwijk komen we al tegen in het jaar 1370. Poelwijk kan een verbastering zijn van Palick een familie van rond 1200 te Sevenaer. Paelwijck dan Poelwijk. Sommige zeggen ook wel het kan een wijk zijn bij een poel.

    Poelwijk ligt op een oeverwal van de vroegere rivier de Rijn. De oeverwallen werden door de rivier aan weerszijden van het stroombed afgezet. Deze gronden lagen relatief hoog, daardoor boden ze een goede vestigingsplaats voor bewoning. Vanaf Oud Zevenaarseweg ter hoogte van  Tichelkamp is dit nu nog goed te zien.

    Poelwijk is een nederzetting die op de rechteroever van de Aa ter hoogte van de huidige boerderij Poelwijk heeft gelegen. De naam Poelwijk behoort tot de “wijk”namen. Deze stammen over het algemeen uit de vroege middeleeuwen. De naam “wijk” is afkomstig van het Romeinse “vicus”.Een vicus was een handelsnederzetting, in de Romeinse tijd. Bij de aanleg van de Betuwelijn zijn bij Poelwijk resten van bewoning aangetroffen die teruggaan tot de 8e / 9e eeuw. Er zijn paalsporen van meerdere gebouwen gevonden, gebouwen van hout met lemen wanden. De nederzetting lijkt haar hoogtepunt te hebben gehad omstreeks de 11e / 12e  de eeuw. Vanaf de late middeleeuwen is er sprake van een havezate, bestaande uit groot Poelwijk en Klein Poelwijk.

    Omstreeks 1490 vestigt zich het geslacht Van der Hoeven op Poelwijck in Oud-Zevenaar. De nazaten van der Hoeven blijven eeuwen eigenaar van de havezate totdat totdat  omstreeks 1690 de familie Von Quadt tot Wickrath de havezate Poelwijck in Oud-Zevenaar erft.

    In 1709 koopt de geldschieter Bonecamp het Huis Poelwijck. Vervolgens wordt in 1729 de familie Von Coenen eigenaar en in 1749 baron Van Heerma tot Holwinde. Laatstgenoemde laat het vervallen pand moderniseren en koopt tevens de nabijgelegen havezate Leemcuyl. In 1783 wordt het gekocht door "Kriegsrath und Postmeister" B.A von Weiler, voor 42 duizend gulden (ongeveer 19 duizend euro) inclusief de havezate Leemkuyl.

    De uit Oirschot afkomstige George Kepper huurt in 1880 het eeuwenoude kasteel/havezate Poelwijk in Oud-Zevenaar en start daarin een protestantse jongeherenschool; het is een kostschool waarvan de leerlingen merendeels uit de koloniën afkomstig. Omstreeks 1490

    Havezate Poelwijck in Oud-Zevenaar (eind 19e eeuw, kort voor de afbraak)

    In 1890 wordt het afgebroken en in onze huidige tijd staat op de plaats waar eens deze havezate heeft gestaan een boerderij met de naam Poelwijck.

    Poelwijk’s bultje.

    Dit bultje lag aan de westzijde van de boerderij. Er stond één boom bovenop de bult en er omheen wel een stuk of tien. De hoogte van het bultje was ongeveer 2 meter en was begroeid met gras. Hoe het bultje is ontstaan tast men in het duister. Waarschijnlijk een afval plek met een laag grond erover wat later begroeid is. Voor de tweede wereldoorlog kwamen verschillende ouders met kinderen uit Zevenaar hier picknicken, ze wandelde dan via de Zwarteweg, Poelwijk en daarna via de Martinuskerk en de Oud-Zevenaarseweg weer terug naar de stad. Het bultje is er helaas niet meer. In de oorlog is het gebruikt om een gat van een V1 te dichten.


    Bertus.

    Bertus Wilmsen werd geboren op 14 april 1886 in Venray. Hij kwam op 23-jarige leeftijd naar Oud-Zevenaar. Hij was een alleenstaande man en vond onderdak op boerderij Poelwijk. Bertus was scheper van Poelwijk, zo luidde de officiële naam van de legendarische schapenhoeder uit Oud-Zevenaar. Hij was een bescheiden, hardwerkende, kleine man. Mensen die Bertus gekend hebben wisten te vertellen dat hij altijd een pet droeg.

    Tientallen jaren trok Bertus met zijn schapen en een hond door de ommelanden van Oud-Zevenaar. Bertus was altijd onderweg met zijn schapen en heeft ongeveer vijftig jaar zijn kost verdiend door voor een en dezelfde familie de schapen te hoeden.

    De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in de Pelgromstichting in Zevenaar. Hij stierf op 14 maart 1965. Frans Hippmann was de initiatiefnemer om een beeld van Bertus te maken. Ook gaf hij een voorzet hoe het beeld eruit moest zien. De Amsterdamse kunstenaar Peter Erftemeijer heeft het uitgewerkt en gemaakt. Bertus heeft alleen zijn pet vergeten op te zetten.

    KLEIN POELWIJK

    Volgens de ambtsatlas van 1735 wordt deze behuizing “Hoff Klein Poulwijck” genoemd. Bij de polder wordt het huis de “Schaapskamp genoemd”. In 1891 werd het huis Klein Poelwijk gesloopt, de schuur is blijven staan. De schuur is in de oorlog 1940/45 getroffen door een Duitse V1 en zo is het laatste stukje Klein Poelwijk verdwenen.

    DE LEEMKUYL

    De naam komt voor het eerst voor in een archief stuk uit 1421, waarin de verkoop vermeld wordt van een stuk land. De naam Leemkuyl verwijst naar de aanwezigheid van leem, dat in de middeleeuwen een zeer belangrijk bouwmateriaal is. Wanneer deze leem weg gegraven is, is sprake van een kuil en het akkerland dat dan ontstaat houdt de naam Leemkuyl. Rond 1500 is op de plaats van de Leemkuyl in Oud-Zevenaar een havezate gebouwd, die behoort tot de grootste in de Liemers.

    In 1549 wordt melding gemaakt van een aanzienlijke havesathen Lemcuil, met een vierkante slotgracht.


    Omstreeks 1550 behoort de havezate Leemcuyl, gelegen vlakbij de Martinuskerk in Oud-Zevenaar, aan het geslacht Van Els. Door vererving worden achtereenvolgens de geslachten Von Udesheim, Von Droste en Von Rhede eigenaar tot het in 1719 wordt gekocht door de eigenaar van Groot Poelwijk.

    De havezate komt op kaarten ook voor onder de naam “Else”of “Elst”.

    De havezate raakt steeds meer in een vervallen staat en wordt in de 19e eeuw vervangen door een boerderij.

    Een foto van voor 1966.

    CAMPHUYSEN

    Havezate Camphuysen omstreeks 1960.

    Camp is het Keltische woord voor toevluchtsoord en is omringd door een oude cingelgraft ook wel aangeduid met Herde naar de van Heerde, die er eeuwen gezeteld hebben, vandaar de geslachtsnaam Ter Heerdt.

    Een van de fraaiste monumenten van Oud Zevenaar is Camphuysen. Een rechthoekig laatmiddeleeuws gebouw met schilddak, waarop een torentje is gebouwd. Het huis is onderkelderd met tongewelven. Er zijn moerbalken met sleutelstukken van ca 1600 en een eiken spiltrap uit 1622 aanwezig. Verder zijn er twee schouwen met rijkversierde en van wapens voorzien boezems in stucwerk.

    Om het huis ligt een brede gracht, die vroeger veel groter is geweest. Nu staat er alleen nog de linkervleugel. De brug die over de gracht lag is vervangen door een aarde wal.

    De gedeelten van Camphuys zijn laat Gotisch, de opgaande muur is uit de 16e eeuw.

    De fundamenten gaan tot de 14e eeuw terug.

    De noordelijke helft is onderkeldert met twee evenwijdige tonggewelven.

    Een van de pronkstukken is een gestuukte schouw, dat herinnert aan het echtpaar Palick Frederik van Heerde en Sophia van Keppel (1763) Een andere schouw geeft het wapen van Camphuysen weer.

    Het wapen van Camphuysen zijn op een veld van zilver drie rechter schuinbalken van rood, met als helmteken een rechtop geplaatste zwarte berenpoot, die een bal van Omstreeks 1490.

    Omstreeks 1600 vererfde door huwelijk aan de Fam. Van Heerdt en in 1816 overdeed aan de Fam. De Nerée.

    Achter Camphuizen lag een verbindingsweg tussen de Oud Zevenaarsedijk en de voormalige Kleefse postweg die tot circa 1760 heeft bestaan.


    De havesate bezat de volgende rechten:

    -Jachtrecht

    -erfdijkgraafplaats

    -dijk- en waterschouw

    -schapendrift

    -boerengericht, boeren die hun plichten t.a.v. afwatering niet nakwamen te straffen.

    -recht van graf in de kerk en op het kerkhof van O. Zevenaar

    -recht van visserij

    -patronaatsrechten, het patroon van St. Georgi, St Lucia, en Catharinavicarie in de kerken O. Zevenaar en Groessen en het St Annagild onder Camphuysen.

    -pootrecht, om cijns te ontvangen, houtschat geheten.

    -recht van duivenvlucht, duiventil, het privilege om de duiven van de eigen til vrijelijk en ongehinderd op andermans akker in het eigen gebied te laten wieden en voedsel garen, zonder dat zij mogen worden verjaagd of bemachtigd.

    Campuysen Vicarien, 1493,

    Een stichting van particulieren, die altaren ter ere van genoemde heiligen in de parochiekerk deden oprichten, waaraan vaak ter intentie van de stichters wekelijks of meer H.Missen door de vicaris moesten worden gelezen. Bij de stichting werden goederen afgestaan, waarvan de inkomsten door de vicaris werden genoten.

    Campuysen vicarie bezat in 1800 volgens een goederenlist, 9 morgen en 139 roeden land in de Liemers. En het Annagild 3 morgen en 415 roeden.

    Leidekkersweide:

    Bekend is dat de heer van Camphuysen in 1454 geld gaf voor de bouw van de kerktoren, en men geld leende om de leidekkers te betalen, echter niet voldoende.

    Volgens overleveringen werd deze weide door de kerk geschonken aan de leidekkers ter betaling van hun arbeid.

    In havezate Camphuysen wordt op 13 september 1873 de Oud-Zevenaarse schutterij St. Anna opgericht.

    Tot 1911 was er op Campuysen een kudde schapen met een eigen scheper.

    St. Annagild, heeft zich stilaan opgelost in een beschermheerschap over een vereniging van kleine boeren, die ieder jaar op het feest van St.Anna  hun patrones herdenken en later op de dag in een gezamenlijke maaltijd,om de inkomsten der gilde eigendommen te verteren.

    DE NOOTEBOOM

    Vroeger stond bij elk huis wel en notenboom.

    De boom heette heilzaam te zijn maar hielp ook tegen muggen.

    In de eerste wereldoorlog vorderde men de forse notenbomen. Het hout van de notenboom is uitermate geschikt voor geweerkolven omdat het taai is en niet splintert. Daardoor verdwenen heel wat fraaie oude bomen en de traditie om rond 24 juni( St.Jan) een notentak boven de deur te hangen ter viering van de midzomer verdween ook.

    Het landgoed "’t Goet D’n Nooteboom" in Oud-Zevenaar, is gelegen in een polder met resten van oude rivierbeddingen (strangen), afkomstig van de Rijn.

    Omstreeks 1450 wordt het landgoed "De Nooteboom" in Oud-Zevenaar reeds vermeld. In de loop der tijd heeft het landgoed vele pachters gekend waaronder Arnt van der Borch en Claes van Camphuysen. In oude archieven wordt rond 1470 melding gemaakt van dit landgoed. Claes van Camphuysen was in 1486 bezitter van dit gebied. Tussen 1494 en 1504 werd de boerderij overvallen door plunderende soldaten van Keizer Maximiliaan en Koning Filips de Schone . In de zeventiende eeuw liet het Spaanse leger zich niet onbetuigd en later deden de Fransen het nog eens over. Vlak bij de boerderij ligt een weide, die de “Potlaepele Wei”wordt genoemd. Vanouds was deze wei een loopgraaf in de vorm van een potlepel. In de tweede wereldoorlog hebben ook veel onderduikers op de hoeve gezeten. In augustus 1886 gaan de kapitale gebouwen van het landgoed door brand volledig verloren. Op de plek van het landgoed staan in onze huidige tijd een boerderij en een bungalow.

    De weg langs de voormalige Liemerse Overlaat leidt de weg naar het goed de Noteboom. De boerderij ligt duidelijk hoger dan de uiterwaarden erom¬heen.

    Het goed is omgeven door een lage dijk om het te beschermen tegen het wassende water.

    Over de zanden "aen de Notteboem" bleef men lang oneens.

    Als er nieuw zand zou ontstaan was het zaak om als eerste het nieuwe land te "bevaren, besteecken en bepaet", d.w.z. er stokken had geplaatst, jonge boompjes of stekken had gezet, werd eigenaar van de nieuwe grond.

    'n Akte van 22-10-1527 vertelt hoe 'n zand werd "bevaren" op het erf en buitendijks de “vliegerswerdt” toebehorend aan de graaf van Bergh.

    Dit ging als volgt:

    In aanwezigheid van een aantal gerichtslieden ging een wagen met mest met vier paarden ervoor en twee drijvers, naar 'n zand. Op bevel moesten ze 3x tijdens de rit halt houden om brood te eten en wijn te drinken.

    Het gebeurde vaak dat de paarden wegzonken en niet meer in staat waren de kar te trekken. De eerste keer lukte het niet. De wagen werd wederom met mest geladen, men had nu haast want men moest “bij climmender zon” (wanneer de zon op zijn hoogste punt was), weer terug zijn. Het nieuwe aangespoelde zand werd eigendom van de graaf van Bergh.

    Ook kwam het voor dat men het nieuwe land moest "besteecken"

    (het plaatsen van stokken) en "bepaeten" ( inplanten van jonge bomen ).

    Een akte van 8-06-1532 heeft het eveneens over 'n zand bij de "mstreeks 1490.

     

    Zeer bekend was de tuin van d’n nooteboom’.  Een tuin waarbij de grenzen van de tuin naadloos aansluiten bij het omliggende landschap. Vanuit de tuin heeft men een schitterend uitzicht op de kerktorens van Oud-Zevenaar, Herwen en Aerdt. In de tuin is een grote collectie planten aanwezig waaronder de Nederlandse Planten Collecties ‘Iris Siberica’ en ‘Astilbe’. Wegens omstandigheden is de tuin nu gesloten.

    De structuur van de tuin, die een oppervlakte he van 3,5 ha. bestaat uit een  natuurlijk ontstane moerasbos met aanplant van historische wilgen (wilgentuin), de weidetuin, boerderijtuin, de Engelse border. De huidige bewoners zijn in 1997 begonnen met aanleg en  ontwikkeling van het landschap en het centraal op de terp liggende oude boerderij met enkele bijgebouwen te renoveren.

    BLOEMENDAAL

    Op deze 19e eeuwse kaart van Oud-Zevenaar is de lokalisatie van havezate (grote boerderij) Bloemendaal duidelijk weergegeven. De geblokte streep van boven naar beneden is de Oud-Zevenaarse weg. Aan de westzijde van deze weg zien we Bloemendaal, aan de oostzijde het riviertje de Aa en aan de zuidzijde de Ooyse dijk. Voorts zien we de Breuly, een peervormige diepe plas.

    In de 9e eeuw was er al menselijke bewoning vooral aan de westzijde van het riviertje de AA bij Oud-Zevenaar.

    Van Bloemendaal zijn er toen geen bijzonderheden bekend. In een akte uit 1621 wordt een havezate “het Bluhmendahlsguht” genoemd.

    Waar de benaming precies vandaan komt is niet geheel duidelijk, zeer waarschijnlijk komt de naam overeen met de familienaam Bloemendahl, die gronden bezat in het Zevenaarse broek. In 1718 bestaat Den Bloemendaal uit: bouwland, boomgaard, tuin,erf, hoofd- en bijgebouw. In 1909 wordt Havezate "Bloemendaal" in Oud-Zevenaar door brand verwoest en wordt weer herbouwd. Vanaf 1964 verhuurt men de stallen aan aannemersbedrijf Visser, die de stallen gebruikt voor werk- en opslagplaats voor bouwmaterialen. Als het bedrijf verhuist naar het industrieterrein, wordt de boerderij Bloemendaal in september 1970 geheel met de grond gelijk gemaakt.

    WACHTPOST 7

    In 1932 worden Marie Ruijs - Verhallen en haar man Piet Ruijs aangesteld als overwegwachters in Oud-Zevenaar. Het echtpaar en zeven kinderen betrekken in de kleine dienstwoning Wachtpost 7, gelegen bij het punt waar de rijksweg van Babberich naar Zevenaar de spoorlijn Zevenaar - Winterswijk kruist. Marie draait haar diensten van 4.30 uur tot 15.00 uur. Na zijn werk bij de wegploeg neemt Piet het van haar over en draait hij de diensten van 15.00 uur tot 1.00 uur in de nacht. Op maandag hebben ze vrij en komt een vervanger. Maandag is voor Marie wasdag. Tussen de treinen door verricht Marie haar huishoudelijke werkzaamheden. In de loop der tijd telt het gezin in hun kleine woning met in totaal drie slaapkamers 17 (!) kinderen. De zorg voor het gezin komt vooral op de schouders van Marie.

    Het echtpaar Ruijs -Verhallen blijft de werkzaamheden als overwegwachters verrichten tot Piet en Marie eind vijftiger jaren met pensioen gaan. Na haar pensionering mochten zij, als huurders in Wachtpost 7 blijven wonen totdat het huis in 1970 werd afgebroken.

    DE TICHEL

    Het oude parochiehuis (de Tichel) dateert van 1925 en voldeed in 1975 niet meer aan de eisen. In 1975 wordt de Tichel overgedragen aan het bestuur van het gemeenschapshuis “de Tichel”. Zij besluiten om het parochiehuis te verbouwen, zodat de school ook weer over een goed gymzaal beschikt.

    Een volleybal vereniging was kort daarop een van de huurders van het gebouw. Volti ’76 is opgericht in december 1976. De vereniging is ontstaan als afsplitsing doordat een herengroep is gaan trainen in het toen net gerestaureerde gemeenschapshuis De Tichel in Oud-Zevenaar. De naam is dan ook eenvoudig te verklaren; VOLleybal in de TIchel, met de laatste cijfers van het oprichtingsjaar.

    Op deze foto uit 2003 staan nog het woonhuis van Van Meegen (kosterswoning) en dorpshuis De Tichel.

    De situatie per 1 november 2011 is dat Baston afziet van de bouw volgens het huidige plan. Er is volgens Baston onvoldoende behoefte aan dit type woningen in Oud-Zevenaar.

    Baston gaat begin 2012 onderzoeken of een gedeeltelijke realisatie in combinatie met enkele eensgezinswoningen of bouwkavels haalbaar is.

    DE WAAG

    Vee, suikerbieten en de oogst van akkerbouw werden vanuit Zevenaar per spoor vervoerd. Meestal werden de bieten eerst gewogen. Dat gebeurde bij Welling op de Hoek Zuiderlaan/ Spoorwegstraat, de boeren reden met hun wagen (meestal een strontkar) de waag op. Het gewicht werd in het gebouwtje geregistreerd en de bieten werden op een hoop gegooid bij de  spoorwagon. Daarna werd de kar goed schoongemaakt en werd opnieuw gewogen, om het netto gewicht te bepalen. Men was van s’morgens vroeg tot s’avonds laat bezig om hooguit drie wagons te laden met grote rieken, men had dan 1,60 (gulden) verdiend, bij mooi weer en bij slecht weer. Na al deze inspanningen werd bij Welling in het café afgerekend onder het genot van een borrel.

    DE OUDE PASTORIE

    De tot 1981 zo vertrouwde pastorie in het hart van Oud-Zevenaar.

    Het was een monumentaal pand, dat voor een groot gedeelte dateerde uit 1927.  In 1930 woonden er de pastoor en twee kapelaans. De pastoor bezat een  slaap- en een woonkamer. Tevens was er een spreekkamer en een vergaderkamer. De kapelaans hadden ieder een eigen slaap- en studeerkamer. De huishoudster woonden ook in de pastorie. Van de overgebleven kamers werd als logeerkamer gebruikt. In 1978 werd besloten het pand te slopen en een nieuwe pastorie te bouwen.

    Tijdens de bouw van de nieuwe pastorie heeft pastoor Scholten in een wooncontainer gewoond en kon in 1982 de nieuwe pastorie in gebruik nemen.

    DEN OUDE TOL

    Volgens het polderregister in 1778 wordt deze grond “das Ochsenkämchen” en in 1826 “het Ossenkampje” genoemd. Het was in bezit van de Studenten te Emmerik. In 1841 vond de aanbesteding plaats van het “Tolhuis”. De aannemer moest een geheel nieuw Tolhuis bouwen,

    op de scheidingslijn van Oud-Zevenaar en Zevenaar.

    Deze tolgaarderswoning is gedeeltelijk op de zandweg gebouwd en was eigendom van de Staat.

    Het was één van de belangrijkste tollen. Voor de tol hebben tolbomen gestaan. De te betalen bedragen voor de tol was afhankelijk van het aantal wielen, de breedte van de vellingen, en het aantal personen. Het was een pleisterplaats waar het laatste nieuws werd uitgewisseld.

    Het was dus niet vreemd dat op die manier een café kwam bij de tol. Wanneer er een café in is gekomen, is niet precies  bekend maar in 1900 bestond het café den Ouden Tol al. In 1919 wordt B.Vos als bierhuishouder genoemd, hij was tevens sigarenmaker.Jarenlang was Den Ouden Tol een gezellig dorpscafé en was het geliefd bij de Holthuizense bevolking.

    HET KRUITHUIS

    Het kruithuis van Tante Mies

    Eén van de meest karakteristieke en roemrijke panden aan de Babberichseweg was het kruithuis van Tante Mies. Heel vroeger sprak men van café “de Metworst”.

    Het behoorde tot die klein gezellige cafeetjes, die steeds meer van het platteland verdwijnen.

    Café Kruitwagen, zoals het etablissement eigenlijk officieel heette, moet meer dan honderd jaar zijn geweest. Het was een café waar de tijd stil is blijven staan.

    De gelagkamer was in feite niet meer dan een grote kamer waar in één van de hoeken een eenvoudige tap stond. Het pronkstuk was het antieke biljart. Tot in de eerste jaren na de tweede wereldoorlog was het Kruithuis een bloeiend café, mede omdat het was gelegen aan de drukke Rijksweg  Arnhem  -  Emmerich, maar toen de A12 in gebruik werd genomen kwamen er nog alleen maar stamgasten. Alleen tijdens de schuttersfeesten en het carnaval kreeg de toenmalige kastelein, Piet Nass, het druk. Het kruithuis stond namelijk dicht bij het schuttersgebouw St. Anna, waar alleen maar bier en frisdranken werd geschonken. Het was geen uitzindering dat men dan in het Kruithuis  een borreltje pakte en gingen soms met een fles jenever weer terug naar het schuttersgebouw om daar weer verder te feesten.

    Het café is sinds 1979 gesloten, het was een typisch buurtcafé waar de kastelein als hij de klant een borreltje bracht er zelf ook een nam. En ook een café war de kastelein op tijd naar bed ging en dan de klanten verzocht zichzelf te bedienen, in de kelder stond nog genoeg…!

    TOETENBURG

    De hofstede Toetenburg was een belangrijk goed. Op 4 mei 1780 werd het openbaar verkocht “den Toetenburg, bestaande uit huis, schuren, hof, boomgaard water een weide de Pas genaamd en enige stukken bouwland. In 1807 was het behalve een boerderij ook een etablissement in sterke drank. Ook vond het Gilde en Schutterij er een onderdak voor bijeenkomsten.

    HET WATERPOMPSTATION

    Opening van het waterpompstation in Ooij op 6 juni 1929. Rechts comm. v.d. Koningin Hr. van Heemstra. 3e van links  Hr. Hendrikse, 4e v.l. Hr van Alst, 5e v.l. Hr. Draism. Links van de Commissaris Burgm. van Nispen tot Pannerden. Van 1990-1994 is dit gebouw veranderd tot Muziekcentrum voor de Muziekvereniging.

    DE VEILING

    Groente en fruitveiling Zevenaar


    Inleiding

    De oprichting

    Veiling Zevenaar

    Door de jaren heen

    Het nieuwe veilinggebouw

    Telers

    Het veilen

    Keurmeester

    K.C.B.  Kwaliteits – Controle - Bureau

    Commissionairs

    Integratie van informatie en communicatie.

    Fust

    Kerstveilingen

    Inbraak

    Witlof

    Aardbeien

    Komkommers

    Champignons

    Bloemenveiling

    Fusie

    Klok voorgoed stil

    Het einde

    Foto's van de Veiling

    Inleiding

    Geknoei met kwaliteit, sortering en gewicht werd door teveel telers toegepast. Onbetrouwbaarheid in afrekening tegen een correcte prijs moest bij kopers regel zijn geweest. Hierdoor ontstond er behoefte aan een betere structuur.

    Door het verbeteren van het  vervoer kwamen nieuwe markten binnen bereik o.a. de export richting Duitsland. De industrialisatie zorgde voor werkgelegenheid  en mede daardoor  de toename van de koopkracht in de steden. De afzetkansen voor groenten en fruit groeiden hierdoor. De leiding was echter inde meeste gebieden in handen van vertrouwenspersonen uit de eigen telers kring.

    De eerste organisatie vorm was die van verzendverenigingen, de taak was het vervoer te organiseren en een juiste afwikkeling te bewerkstelligen.  Overschotten of tekorten per soort of kwaliteit vormden een dagelijks terugkerend probleem. De pogingen om verzendverenigingen tot ontwikkeling te brengen werden er veilingverenigingen opgericht, die veel efficiënter werkten dan een verzendvereniging.

    Door de vruchtbare Liemerse klei, kwam de toename van de oppervlakten van de tuinbouwgrond, 50 ha aan het begin van de negentiende eeuw tot meer dan  500 ha rond  1870, wat vrij opmerkelijk mag worden genoemd. Maar later bleef het constant, een proces dat zich afspeelde over de gehele Liemers.

    Om 3 à 4 uur in de ochtend ging men dan met paard en wagen naar de markt in Arnhem om te trachten hun producten aan de man te brengen. Men ging ook richting Elten en Emmerich om hun producten te verkopen. Dat was de tijd dat handelaren met het product van de kweker naar de stad gingen om het te verkopen om dagen later een deel van de opbrengst aan de kweker te betalen. De opbrengst was onzeker en viel vaak tegen en ook de armoede nam toe.

    De oprichting

    Deze cultuur zal hebben bijgedragen tot de oprichting van de groente- en fruit veiling in Zevenaar, na de eerste wereldoorlog. Vele arbeiders trokken nog naar Duitsland en kwamen zaterdags terug, niet altijd even nuchter. Kapelaan Adan trok zich het lot van deze mensen aan en zocht voor hen emplooi in eigen land. Hij was het die in eerste instantie de veiling in leven riep.

    De N.V. de veiling werd officieel opgericht op 20 juni, terwijl twee dagen tevoren de eerste veiling werd gehouden in het gemeentelijke slachthuis.

    Op de eerste veilingdag werden “Tien  mandjes kersen” geveild.

    Kwekers hadden zich nu  verenigd en konden daardoor beter hun belangen verdedigen.

    Het doel was het houden van veilingen van groenten, fruit en andere producten van landbouw en veeteelt.  Zoals  vermeld was in die dagen J.J.M. Aden, destijds kapelaan te Groessen, de grote stuwkracht.

    Mede-initiatiefnemers waren Jhr. L.J.M. van Nispen tot Sevenear, L.F.C.M.M. Ridder van der Schueren, de toenmalige burgermeester, J.P. Gouverneur, gemeente – secretaris,  Th. H.G. Bremer, de gemeente ontvanger, Th. J.J. Wassing, H.W. van Uhm, café houder, Th. J. J. Otten, landbouwer, Wed. J. Jansen, caféhoudster; allen te Zevenaar. K.Pruijs, A.Th.M. Bergervoet, M.C. Lensen, E.H.A bergervoet, landbouwers te Oud-zevenaar. H. Th. Hoogveld, burgermeester van Wehl, Th Evers te Groessen, ( de enige warmoezenier), J.J. verhoeven, M. Jansen te Babberich,v. Zadelhof, W.J. Peters, Hugo Peters, Th. Bies, caféhouder, Th. Nass te Groessen, Baron van Dorth tot Medler, Burgemeester van Duiven, W.A. v. Dijk landbouwer te Westervoort, J.H. Tichelovend te Oud-Zevenaar, D.A.H. Reyers, export slager te Didam, Pastoor van Inden te Didam, Kapelaan C.L.J. van der heyden, A.E.M. van Nispen tot Pannerden, H.Th. van Uum, B. Kaal caféhouder, G.H. Roemaat, J.A. Wilting te Loo, A. F. Voss, cafehouder te Aerdt, G.Th. Gies jr.

    Uit de opsomming van namen blijkt de daadwerkelijke belangstelling van geestelijke en wereldlijke autoriteiten, alsmede die van landbouwers en caféhouders uit de gehele Liemers.

    Veiling Zevenaar


    De start en de beginperiode van de veiling in Zevenaar verliep moeizaam. De eerste aanvoer was uiteraard niet groot, doch direct bleek, dat de medewerking algemeen zou zijn. Van heinde en ver voerde iedereen de beste producten aan en wel per hondkar of op de kruiwagen.  De eerste directeur was A. van Toor maar hij werd direct erna opgevolgd directeur Dhr. Welling,


    Het veilingpersoneel bestond naast de toenmalige directeur Dhr. Welling, (die per 1 januari 1924 ontslag aanvroeg), uit zeven man, n.l. twee voor de administratie, twee in de loods, een fustmeester, een keurmeester en een afslager. Toch bleven nog vele kwekers, ook na de oprichting van de veiling hun producten op de markt in Arnhem brengen, omdat daar de prijzen hoger lagen. Het vertrouwen was nog zeer gebrekkig. Bovendien had men in de eerste directeur, die voorheen boekhouder was van veiling Huissen, geen gelukkige keus gedaan. De justitie kwam er zelf aan te pas. Het was aan Theo van Dijk ( voorheen landbouwer te Westervoort) te danken dat de veiling de kop boven water kon houden in deze moeilijke tijden. Van Dijk werd op 25 mei 1924 benoemd tot directeur. Zijn vader stond borg voor een bedrag van zes duizend gulden voor het behoorlijk nakomen van instructies en uitvoeren van zijn verplichtingen.

    Om de kwaliteit te verbeteren, moesten de producten aangevoerd worden in voorgeschreven fust (een ton of vat ), waaronder manden en jute zakken.

    In die tijd had de veiling telefoonnummer 31 in Zevenaar en kwamen vele Huissense tuinders zich in Groessen vestigen omdat daar de grond te duur werd  en men in Groessen goedkoop terecht kon. De kwekers namen ook wat plat glas mee de zgn. Lentse ramen. Tegelijkertijd zien we nieuwe teelten verschijnen men verbouwde met veel succes aardbeien. In de jaren 1925 – 1927 kende men perioden, waarin dagelijks dertien wagonladingen aardbeien, naar onze Oosterburen gingen. Ook de teelt van spinazie, sla, andijvie, uien, prei,  worteltjes, radijs knolselderij en rabarber breidde zich geleidelijk uit en  onder glas begon men met  de teelt van komkommers en postelein.

    In 1924 zien we een geleidelijke uitbreiding van kassen  met als voornaamste teelt van: druiven tomaten, meloenen en perziken.

    Een voorstel in 1925 om tot aanschaf van een vrachtauto over te gaan werd niet aangenomen, pas in 1945 kort na de bevrijding liepen er al spoedig drie vrachtauto’s voor aan- en afvoer.(w.o. een Dodge en een Ford.)

    In 1928 kreeg de veiling zelfs een spoorlijn langs het gebouw die tot 1957 bleef gehandhaafd.

    De grote crisis uit de jaren dertig is voldoende bekend, de omzetten daalden aanzienlijk. Dit is de fase waarin de koopkrachtdaling ten gevolge van de conjunctuuromslag de hoofdoorzaak was. In veel telers gezinnen deed de armoede haar intrede.

    Veilingen moesten hun plannen laten rusten, de zorg voor overleving eiste alle aandacht op. In 1931 schreef het Centraal Beheer  aan veilingen minimum prijzen voor. De naleving liet echter te wensen over, er was geen geld om de doordraai te vergoeden.

    In 1933 werd de landbouwcrisiswet aangenomen.


    Deze bestond uit vijf punten:

    - Uitkering achteraf van steunbedragen per kg/st, die op de veiling een te lage prijs hadden opgebracht;

    - een vergoeding voor de doordraai;

    - er werd een teelt beperking ingevoerd;

    - een hulppakket op in- en uitvoer;

    - de veilplicht werd officieel ingevoerd.


    In 1939 besloot men om een heffing van 1% in te stellen met als doel om een nieuwe koers te kunnen financieren. De plannen waren gericht op makt onderzoek:

    -  het aanbreken van nieuwe markten;

    -  reclame in bestaande markten;

    -  doorgedraaide producten te verwerken voor veevoer;

    -  evenwicht tussen vraag en aanbod te bewerkstelligen.


    De oorlogsdreiging werd groter en had invloed op de uitvoering van de 1% heffing, slecht een gedeelte werd geïncasseerd.

    Gedurende de tweede wereldoorlog werkte de veilingklok nauwelijks of niet. Naarmate de oorlog schaarste toenam werden er geen minimum prijzen maar maximum prijzen vastgesteld. De veilingen werden alleen maar verdeelstations. De inschakeling voor de voedselvoorziening van Duitsland kwam al direct na de capitulatie van Nederland op gang. Van alle belangrijke producten diende van de oogst 50% niet te worden geveild en tegen vaste prijzen naar Duitsland te worden verzonden. In 1941 werd de verplichte verzending naar Duitsland verhoogd, per product verschillend, tussen 55 en 80%.

    Ook kwam er een nieuw aspect bij, de introductie van plastic fust, dat meermalig gebruikt kon worden en waar geen arbeidsintensieve reparatie van fust meer nodig was.

    In de jaren zeventig werd het mogelijk klok en administratie aan elkaar te koppelen, waardoor per veiling één gecomputeriseerd systeem ontstond. De mechanische klok oftewel de lampjesklok was rampzalig daar er geen informatie vrij kwam van de klok. In die tijd stonden er 5 homecomputers binnen de veiling waarvan men op verschillende plekken het veilen kon volgen.

    In de jaren tachtig werden deze systemen van meerdere veilingen per telefoon aan elkaar gekoppeld. Het televeilen was binnen bereik. In Zevenaar is het televeilen nooit soepel verlopen en heeft alleen maar prijsverhogend gewerkt.

    In 1985 waren er nog maar 44 groente en fruitveilingen in ons land, terwijl er in 1950 waren er 158.

    In die tijd vonden er al gesprekken plaats om een fusie aan te gaan.

    Door de jaren heen.

    1918  18 juni was  de  oprichtingsdatum, de veiling werd ondergebracht in het gemeenschappelijke slachthuis, de omzet was f 187.642,08.

    Directeur was A. van Toor, hij werd spoedig opgevolgd door dhr. Welling.


    1920  Slachthuis werd ontruimd, veiling in schuurtje van 200 m², voorstel tot liquidatie wordt verworpen.

    1921  Commissarissen lenen f 50.000,-- met persoonlijke borgtocht.

    1922  Eigen houten veilinggebouw gesticht van 600 m².

    1923  Omzet daalt tot f 87.000.-- , (incl. eierveiling) plannen tot liquidatie, nieuwe lening van f 20.000,-- met persoonlijke borgtocht commissarissen.

    1924  Benoeming Th. Van Dijk tot directeur. In kas F 76,- en een schuld van enige duizenden guldens.

    1925  Omzet gestegen tot f 25000.--, uitbreiding groente- en fruitteelt; er worden kassen en warenhuizen gebouwd, aanschaf afmijntoestel (klok)

             (fl 2500.00) door een bijdrage van kopers en aanvoerders.

    1926  Officiële toestemming voor aanleg spoorverbinding.

    1926 / 1927

    Verdere uitbreiding groenteteelt in de Liemers, vooral glasteelt, daling van prijzen door hoge Duitse invoerrechten, omzet blijft gelijk. Dagelijks  dertien wagonladingen met aardbeien richting Oosterburen.

    1928  Aankoop grond, omzet stijgt tot f36000.--, aanleg spoorlijn, uitbreiding gebouwen, veilinglokaal en kantoor en kantine. Iedere aanvoerder

              met een geveild bedrag van f 500,-- moet een aandeel nemen, veilingprovisie aandeelhouders 5% niet aandeelhouders 7½ %.

    1929  Volstorting aandelen. Nieuwbouw verkooplokaal met kantoorruimte

    1930  Op de balans staat een Fordwagen voor f 700,--.

    1931 Omzet f 374.000,--, aanvoer aardbeien 500.000 kg. Gem. prijs 20 cent. per kg., bouw directiewoning Molenstraat.

    1931 / 1937

    Crisisjaren. Daling van de prijzen.

    1934  Omzet f 239.000,--.

    1935  Gem. prijs van appelen 4 cent per kg., bouw fustloods, crisismaatregelen, teeltbeperking, steunuitkering aan groentetelers,verplicht veilen

              van regeringszijde.

    1936  Veilingprovisie verlaagd tot 4%.

    1937  Invoering van afzonderlijke groenten- en fruitveilingen.

    1938  Aankoop grond, ruim 2 ha., plannen tot uitbreiding gebouwen.

    1939  Vergroting veilingloods met 460 m², bouw koelhuis en bewaarplaats wordt uitgesteld i.v.m. slechte toestand in Europa, omzet f 312.000,--.

    1940  Ook ons land in oorlog, Min. Prijzen veranderen in max. prijzen, omzet f528.000,--.

    1941  Omzetstijging tot 630.000,--, fustvoorziening is slecht.

    1942  Veilen rechtstreeks van de wagen wordt afgeschaft, veiling wordt neerzetveiling, veel moeilijkheden met de bezetters, problemen met

              distributie van producten.

    1943   25-jarig bestaan, het feest wordt uitgesteld tot rustiger tijden, omzetdaling tot f 500.000,--.

    1944   Ons gebied komt in de frontlijn te liggen, evacuatie van een groot deel onzer kwekers, Zeer veel bedrijven geheel of gedeeltelijk verwoest,

              Veilinggebouwen gedeeltelijk getroffen door oorlogsgeweld, vrijwel het gehele fustpark ging verloren.

    1945 Einde oorlog, kwekers keren in mei en juni terug op hun bedrijven, de oogst is dit jaar weinig of niets van terecht gekomen, omzet f350.000,--.

    1946  Schade aan veilinggebouwen (f 30.000,- ) met veel moeite hersteld, zeer sterke omzetstijging tot f 1.500.000,-- , grote fustschaarste, dus

              grote aankopen fust.

    1947   Voor f 100.000,-- aankoop van fust, zeer strenge winter en daaropvolgend droge zomer, daling omzet tot f 1.500.000,--, bouw

              fruitbewaarplaats, cap. 300.000 kg.

    1948  Bouw fustloods van 700 m², i.v.m. zeer grote aanvoer de fustloods gebruikt voor veilingloods, viering 30- jarig bestaan veiling, omzet

              fl 2.165.000,--.president-commissaris, dhr. L.van Nispen neemt na negenentwintig jaar ontslag, eerste kerstveiling.

    1949   Invoering van centraal sorteren fruit, uitbreiding fustloods 1400 m². Een hete en droge zomer.

    1950   Omzetdaling tot fl 1.400.000,--, Veilingprovisie van 4 naar 5 %, 1% voor afzetfonds, bouw sorteerplaats.

    1951  Omzet f 1.900.000,--, verbouwing ⅔ deel van bewaarplaats in koelhuis, 18 mei opheffing N.V. Veiling,oprichting coöperatieve, veiling,

              provisie leden 6%, niet leden 7%, voorzitter H.H.M. Peters,Lobith.

    1952   Omzet f1.800.000,--, invoering centrale sortering voor tomaten en asperges.

    1953   Plannen voor nieuwbouw, invoering bij het veilen van kopersnaam naar kopersnummer, eerste fusiebesprekingen tussen de veilingen

              Arnhem, Huissen en Zevenaar.

    1954   Nieuwbouwplannen worden doorkruist door fusie besprekingen.

    1955   Aanbesteding nieuwbouw, woensdag 16 maart, het personeel krijgt 2% vakantietoeslag en daarom zal de uitgaansdag van het personeel

              een verplichte snipperdag worden.

    1956   Op vrijdag 14 december om 11.00 uur opening nieuwbouw, omzet fl 2.380.000,--, voor het eerst ook verpakte groenten op een Kerstveiling.

    1957   Het bestuur stelt geen prijs meer op de spoorwegaansluiting, invoeren van tijdklok voor personeel, aankoop grond ca.2 ha. Groot deel

              van de fruitoogst gaat verloren door zeer strenge nachtvorst van 7 op 8 mei.

    1958   Werktijdverkorting personeel van 50%, 40-jarig bestaan veiling, jubilaris Th. Wiendels 40 jaar in dienst, omzet fl 2.633.574,--.

              Aantal leden 307.

    1959   Plannen uitbreiding sorteerplaats, bouw van gascellen, omzet f 3.300.000,--.

    1960   Men wil meer dan 2 veilingdagen per week, woensdag wordt de derde veilingdag, aardbeien o.a. op zaterdagmorgen om 08.00 uur,

              personeel 13 vrije zaterdagen per week.

    1961  Omzet f 3.500.000,--, er is te weinig belangstelling voor een derde veilingdag.

    1962  Aanschaf boekhoudmachine voor debiteurenadministratie, gezamenlijk veilen van export komkommers, sla en tomaten te Huissen, 

              omzet fll4.0000.000,--.

    1963   Fusiebesprekingen met veiling Arnhem.

    1964   Fusiebesprekingen met veiling Arnhem van de baan. Directeur dhr. van Dijk veertig jaar in dienst.

    1965   Bouw van koelcel naar gascel, uitbreiding nieuwbouw kistenloods, omzet f 5.225.000,--.

    1966   Afscheid Th. Van Dijk. Jubileum F. Boss ( 40 jaar in dienst), omzetdaling tot f 4.650.000,--. Nieuwe directeur W. Th. R.  Wiendels.

    1967   Omzetstijging tot f 5.110.000,--,veel doordraai van groenten, de helft van de groenteomzet is voor rekening van sla, komkommers

               en tomaten.

    1968   Vorstschade fruit,zeer slechte prijzen voor peren, 50-jarig bestaan van de veiling, jubilaris Th. Wiendels ( 50 dienstjaren), omzet

               witlof fl 297.000,--.

    1969  Hoge prijzen voor vele groentesoorten door het warme en droge weer, Invoering van termijn-handel voor fruitdoor het C.B.,

               fusie besprekingen in het gebied rond Huissen en Ressen. Struikelblok is ook nu weer plaats van vestiging.

    1970   Aanvang automatisering bij de expeditie, uitbreiding areaal aardbeienteelt en witlofteelt, omzet f 5.200.000,--.

    1971   Omzet f 6.112.000,--, aanvang bloemenveiling voor pot- en perkplanten.

    1972   Hagelschade fruitteelt, uitbreiding koelruimte met ruim 400 ton, invoering stapelkist, omzet f 6.363.000,--.

    1973   Omzet witlof is na 1970 met 100% gestegeen, totale  omzet groente- en fruit boven de f 7000.000,-- ,oprichting St. Tuinbouw

              Ontwikkeling Oostelijk Gelderland (S.T.O.G.).

    1974   Automatisering administratie door aanschaf computer, omzet f 7.200.000,--, omzet witlof f 1.000.000,--.

    1975   De poolkrat heeft zijn intrede gedaan, asfaltering veilingterrein, omzet f 7.534.000,--.

    1976   Flinke omzetstijging f 9.455.000,--, door extreem warm weer in Europa, asfaltering veilinghal.

    1977   Omzet van bijna f 10.000.000,--, omzet witlof f 2.500.000,--, door nachtvorst geringe aanvoer van fruit, koelhuizen voor ruim de helft

               bezet, Introductie nieuw ras appelen de “Jonagold”.

    1978   Omzet tot dusver beduidend lager dan verleden jaar. 60-jarig bestaan veiling.

    1979/1984

    1985  In 1985 waren er nog maar 44 groente en fruitveilingen in ons land, in 1950 waren er 158.

    1986   Fusie gesprekken

    1987   24 september om drie minuten voor twaalf draaide de wijzers voor het laatst rond voor een partij stokslabonen. Op 13 augustus 1987

               werd VV70 Bemmel en veiling Zevenaar VON. ‘Veiling Oost-Nederland’

    1988   Afscheid Henk Gerritsen

    1989

    1990   Er waren 168 kwekers die lid waren van de telersvereniging”de Liemers”.

    1991   1 januari ging de veiling over naar Bemmel

    1992   Vanaf 16 april veiling Zevenaar gesloten voor producten naar Bemmel en afhalen leeg fust.

    1993   De telersvereniging”de Liemers”bestond toen nog uit 61 leden.

    Het nieuwe veilinggebouw.

    Op vrijdag 14 december 1956 werden  de nieuwe hypermoderne  veiling- en kantoorgebouwen opgeleverd en om 11.00 uur werd het  officieel geopend.

    Het uiterst modern ingerichte verkooplokaal  was van de nieuwste snuifjes voorzien. De kavelnummers verschenen verlicht links van de klok, zodat vergissingen, door verkeerd horen, was uitgesloten. Het verkooplokaal bood plaats aan 120 kopers, die allen hun eigen bank en hun eigen nummer hadden, die elektrisch was verbonden met de klok.

    Er waren vier telefoonboxen die zo waren ingericht dat men tijdens het telefoneren nog verbinding had met de veilingklok, zodat ze in contact bleven met hun opdrachtgevers.

    Op een ‘balkon’ zat de afslager, met daarachter een glazen wand.

    Men veilde met het systeem van ‘neerzetloods’. Alle partijen groenten en fruit werden in de enorme ruimte ( 80 x 28 m.) neergezet en verkaveld. Elke kavel kreeg een eigen nummer.

    De koopman noteerde de voor hem interessante partij en wachtte tot het nummer verscheen naast de klok om een bod te doen.

    De loods was gebouwd als een soort perronbouw. Het laden en lossen geschiedde op perronhoogte, 1.10 meter boven de begane grond. Er was 4000 kubieke meter zand nodig om de vereiste hoogte te krijgen. Men werkte nu met de klemsteekwagens. Dit bespaarde veel tijd en kracht omdat nu alles gelijkvloers was. Dit was het terrein van dhr. Boekhorst.

    Een enorme kanteldeur van 2 ton sloot het gedeelte af, dat door een oprit is verbonden met het buitenterrein. Dit gaf de mogelijkheid om ook binnen te kunnen laden en lossen.

    Ook de vijftien grote hefdeuren aan iedere zijde gaf volop ruimte en gelegenheid tot laden en lossen.

    Het koelhuizen beschikken over 6 koelmachines, voor ieder cel één. Van de zes koelcellen, met ieder een capaciteit van 200.000 kg, waren er drie voorzien van het verspreiden van afgekoelde lucht en drie zgn. gaskoelcellen, waarbij gebruik werd gemaakt van de koolzuur, die de opgeslagen appel uitademt.

    Vlak bij de koelcellen was de sorteer en pakruimte, waar Teun Kluitman de scepter zwaaide.

    Er was een modern ingerichte kantine met een bijbehorende keuken, moderne toiletten, een archiefkelder en een grote kluis.

    H. v. Onna was in die tijd fustmeester en was verantwoordelijk voor het in goede staat houden en reparatie van beschadigde fust van:

    115.000 hele kisten;

    35.000 halve kisten;

    65.000 aardbeisloffen;

    7.000 exportkratten.

    Telers

    Een teler is iemand die planten laat groeien.

    Heel gemakkelijk gezegd is de kweker de producent en de teler diegene die zorgt voor de verdere groei en bloei van bijvoorbeeld bloemen of planten.

    Tuinder/teler is een agrarisch beroep waarbij op grote schaal gewassen zoals groenten, bloemplanten, bomen, bloembollen of kruiden worden geteeld. Dit wordt tuinbouw genoemd. Aankomende tuinders doen vaak een studie aan een agrarisch opleidingscentrum . Het managen van het bedrijf is na de schaalvergrotingen in het laatste kwart van de vorige eeuw een belangrijk aspect geworden van het tuinder zijn.

    Naast het goed opkweken van hun planten moeten tuinders aan personeelsmanagement doen, het bedrijf moet voldoen aan de steeds wijzigende milieueisen en in bepaalde gevallen moeten ze zelf hun producten zien te vermarkten ( in geval ze niet via de veiling(en) verkopen ): Ze moeten de juiste teeltkeuzes maken  : Een plant kweken die goed in de markt ligt in de juiste potmaat. Bovendien moet er nauwlettend op de kostprijs gelet worden: De stijgende prijzen van grondstoffen en energie staan tegenover een verkoopprijs die reeds decennia dezelfde is gebleven. Efficiëntie is een sleutelbegrip voor de moderne tuinder. De telers van groenten- of fruit zijn zeer afhankelijk van de weersomstandigheden en eventuele ziekten en plagen.

    Oudere benamingen voor tuinder zijn warmoezenier en hovenier. De laatste term is nog in gebruik voor de vakman die siertuinen en groenvoorzieningen aanlegt en onderhoudt.

    Het veilen


    - inleiding

    - veilingmeester

    - veilingklok

    - afmijning

    - doordraaien 

    Inleiding

    De oorspronkelijke werkwijze om tot prijsvorming te komen door de leden van de veilingen hield in dat partij voor partij ter verkoop werden gebracht. In het begin werden de monsters van verschillende partijen ‘voorgedragen”. In een latere periode kwamen er  doorrij- of doorvaartveilingen waarbij de potentiële koper “mijn” riep om in aanmerking te komen voor die partij. Daarna werd gebruikgemaakt van een veilingklok.

    Monsterveilingen beperkten het voor de klok brengen tot een monster uit de partij en gaven enige tempoverhogingen van het veilen.

    Sneller werken bij het veilen en kortere wachttijden voor de telers werden bereikt door neerzetveilingen. In de aanvoer hal zetten de telers de producten op kavel neer en ze werden per kavelnummer geveild, na het veilen laden de kopers de partijen op. Bij producten die redelijk goed in gestandaardiseerde kwaliteitsindeling zijn onder te brengen, ontstond vervolgens de blokveiling. Het verkooptempo werd daardoor opgevoerd.

    Dringende argumenten konden de oorzaak zijn dat een partij niet via klok werd verkocht. De transacties diende wel via de veiling worden afgewikkeld.(administratie verkopen).

    In de fruitsector kreeg in de jaren zestig de directe verkopen enige betekenis. Deze methode zonder klok werden in het algemeen aanvaardbaar geacht, eventueel bij onvoldoende concurrentie, een speciaal gereed gemaakte partij, ook opslagproducten werden ervoor gebruikt.

    Veilingmeester

    De veilingmeester is degene die een veiling leidt, de biedingen in ontvangst neemt en uiteindelijk de koper en het geboden bedrag vaststelt. De veilingmeester zet hoog in en de kopers in de afmijnzaal kunnen op een knop drukken om daarmee de prijs van de door hen gewenste partij vast te stellen. Bij een veiling bij opbod is een gebruikelijke formule: "eenmaal, andermaal, verkocht". Het bieden op een kavel wordt dan met een hamerslag afgesloten. Na de slag kan er niet meer geboden worden. Het kan voorkomen dat er "in de slag" een bod wordt uitgebracht. De veilingmeester moet dat vaststellen en zal dat bod dan accepteren; soms zal hij het bieden dan heropenen.

    Veilingklok

    Een veilingklok is een instrument dat wordt gebruikt in de afmijnzaal van veilingen om de prijs van een product vast te stellen. De klok heeft een schaalverdeling in 100 centen en heeft een wijzer die van hoog naar laag loopt. De veilingmeester zet hoog in en de kopers in de afmijnzaal kunnen op een knop drukken om daarmee de prijs van de door hen gewenste partij vast te stellen. 

                                                                                                                          De 1902 werd er al gewerkt met een  elektrische afmijn toestel en het jaar daarna werd de klok eraan toegevoegd. Technische verbeteringen maakte het werk nauwkeuriger sneller en overzichtelijker tenslotte koppelde men de computer aan de klok voor een snellere administratie. In de groente- en tuinbouw is de veilingklok sinds ongeveer 2000 nagenoeg niet meer in gebruik.

    Afmijning

    Een veiling bij afslag of afslag bij afmijning is een veiling waarbij een product op een te hoge prijs wordt ingezet, waarna de prijs daalt totdat iemand akkoord gaat. Aanvankelijk vond dit mondeling plaats en de eerste handelaar die "mijn" riep kon aangeven welk deel van de partij voor die prijs werd overgenomen.’ Afgeslagen met de mond’ zoals dat heette.  Bolk was de eerste afslager, later nam J. Tiggelovend dit werk over. Om het probleem te voorkomen dat meerdere handelaren gelijktijdig "mijn" roepen, werd de veilingklok uitgevonden. In 1925 werd de veilingklok in Zevenaar ingevoerd.

    Wanneer de prijs onder een bepaalde waarde zakt wordt de klok stilgezet en komt er geen transactie tot stand. Men zegt dan ook wel dat de partij is "doorgedraaid".


    Doordraaien

    Is een begrip bij groente- en bloementelers, dat betrekking heeft op het veilen van de producten. Het betekent dat de veilingklok is doorgedraaid.

    Er wordt geveild met afslag. Wordt een bepaalde door de verkoper vastgestelde minimumprijs niet gehaald, dan is die partij goederen niet verkocht en wordt deze uit de handel genomen (en vernietigd). De partij is doorgedraaid. Het "doordraaien" slaat dus niet op het vernietigen van goederen zelf, maar op het verloop van de veiling.

    De minimumprijs wordt vooraf niet bekendgemaakt, om te voorkomen dat een koper hierop kan anticiperen en wacht tot het moment vlak voor dat deze prijs bereikt wordt en zich dan pas meldt. Om te voorkomen dat een partij "doordraait" en vernietigd wordt zal hij zich dus veiligheidshalve tijdig melden. Dit is vergelijkbaar met het gebrek aan voorkennis van de kopers onderling: een potentiële koper weet niet bij welk bedrag een andere koper zich zal melden en zal daarom veiligheidshalve tijdig bieden, om te voorkomen dat de partij naar een ander gaat. Evenzeer hoopt de verkoper dat een koper zich tijdig zal melden voordat het doordraaibedrag bereikt is. Want alhoewel de minimumprijs nooit bekend wordt gemaakt kunnen kopers natuurlijk wel hun kennis van de producten en ervaring met de handel gebruiken om beter in te schatten wat de minimumprijs ongeveer zal zijn, zodat ze niet al te veel daarboven hoeven te bieden.

    Het doordraaien kwam voor in perioden dat er te veel geproduceerd werd.

    Keurmeester


    Vanaf de begin jaren van het veilingwezen werd het een taak van de veilingen geacht keurmeesters in dienst te hebben. In de 20ste eeuw vraagt de markt meer dan ooit om een waarborging van de geleverde en de te leveren kwaliteit van groenten- en fruitproducten. Naast vakkundige behandeling van groenten- en fruitproducten in de hele keten is het keuren van de kwaliteit een voorwaarde voor een goede waarborg van de geleverde kwaliteit.

    Groente en fruit komt na het oogsten niet meteen in de winkel terecht. Eerst wordt het op de veiling gecontroleerd.

    De keurmeester beoordelen grote partijen groente en fruit. Niet alles natuurlijk, ze pakken er van elke partij een paar. Een paar appels of komkommers bijvoorbeeld. Al het groente en fruit moet aan bepaalde eisen voldoen. Ze  letten op smaak (proeven!), rijpheid, kleur, vochtigheid, gewicht en beestjes. Want die mogen er niet inzitten! Groente en fruit wordt ook op grootte gesorteerd. Soms moet je een partij afkeuren. Dat moet je dan wel kunnen uitleggen aan de telers, want die zijn daar niet blij mee. Zij zorgen ervoor dat de mensen in de winkel alleen het beste groente en fruit krijgen!

    Keurmeesters zijn verantwoordelijk  voor uitvoering van de publiek- en privaatrechtelijke regelgeving in Nederland en de Europese Unie v.w.b. de kwaliteitszorg. Van een keurmeester werd verwacht  dat hij veel theoretische kennis bezat en de producten kon benoemen, de herkomst en de  geschiedenis en uiterlijk van de aangeleverde producten.

    Met name van:

    1: Komkommer, aubergine, sla, andijvie

    2: Paprika, tomaat, peper, courgette

    3: Uien

    4: Aardappelen   

    5: Bonen, bos-, breek-, waspeen, ijsbergsla, witlof

    6: Bleekselderij, bloemkool, broccoli, knolvenkel, koolrabi, radijs, artisjok

    7: Sluitkool, spruiten, boerenkool, paksoi, peterselie, selderij, spinazie

    8: Prei, asperge, chinese kool, knolselderij, rabarber, rettich 

    9: Appels en peren Hollands product of importrassen

    10: aardbei, houtig kleinfruit (bessen, braam, framboos, kruisbes), kers

    11: Uitheems fruit: perzik, nectarine, abrikoos, pruim, kiwi

    12: Citrusfruit: o.a. citroen, lime, grapefruit, kumquat, mandarijn, sinaasappel

    13: Banaan, druif, avocado, meloen, watermeloen

    14: Exoten: o.a. ananas, carambola, cassave, chayote, granaatappel, mango,                 

    15: Champignon, oesterzwam, Shiï-Take

    Praktisch keuren aan de hand van monster of partijen, waarbij het beoordelen, indelen, controleren en/of corrigeren van de productkwaliteit getraind wordt herkennen van rassen, producten, ziekten en gebreken, kennis hebben van administratieve procedures bij de keur en afkeur van partijen toepassen.

    K.C.B. Kwaliteits-Controle-Bureau


    Organisatie

    Veiling Zevenaar was aangesloten bij het KCB en is een zelfstandig bestuursorgaan dat  staat onder toezicht van het ministerie van Economische Zaken en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

    Het KCB is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatievolgens de norm NEN-EN-ISO/IEC 17020. In deze norm zijn eisen opgenomen die aan een inspectie-instelling worden gesteld. De accreditatie toont aan dat het KCB de inspecties uitvoert op een onpartijdige en onafhankelijke wijze en dat het KCB beschikt over de vereiste deskundigheid om de inspecties uit te voeren.

    Het KCB is een stichting waarvan het bestuur bestaat uit leden die worden benoemd door de brancheorganisaties in de groenten- en fruitsector, de sierteeltsector en het Centraal Bureau voor Levensmiddelenhandel. De benoeming van de voorzitter van het bestuur is goedgekeurd door de minister van EZ.

    Taken

    De belangrijkste taak van het KCB is het inspecteren van verse groenten en fruit, snijbloemen en potplanten.

    Onafhankelijkheid

    Het KCB heeft maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de inspecties op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd. Het KCB bewaakt continu of de onafhankelijkheid niet in het geding komt.

    Om een mogelijke verstrengeling van belangen te voorkomen, wordt als eis gesteld dat personen, die op tijdelijke basis of in vast dienstverband, werkzaamheden voor het KCB uitvoeren, verklaringen ondertekenen. Het gaat dan om een onafhankelijkheidsverklaring en een verklaring, waarin staat dat de medewerker geen nevenactiviteiten verricht, die in conflict zijn met het werk bij het KCB.

    Geheimhouding

    Het KCB houdt alle, door de marktdeelnemer aan het KCB ter beschikking gestelde, informatie geheim.

    In de statuten van het KCB is bepaald, dat de bestuursleden verplicht zijn tot geheimhouding van alles wat zij in verband met de uitoefening van hun functie omtrent persoonlijke of zakelijke omstandigheden van bedrijven ervaren.

    Commissionairs


    Een commissionair is een tussenpersoon die in eigen naam overeenkomsten sluit, maar voor rekening van een opdrachtgever (de committent). Hij heeft zogenaamde onrechtstreekse vertegenwoordiging.

    De commissionair is verplicht zijn taak behoorlijk uit te voeren en de identiteit van zijn opdrachtgever geheim te houden. Zijn verplichting kan uitgebreid worden met een delcrederebeding waardoor de commissionair instaat voor de solvabiliteit van de derde.

    Het meest bekend is de commissionair in effecten, maar ook op andere gebieden zijn commissionairs actief.Het meest bekend is de commissionair in effecten, maar ook op andere gebieden zijn commissionairs actief.

    Meestal weet de derde wel dat de commissionair voor andermans rekening optreedt maar hij weet niet juist voor wie. Hierin ligt het verschil met de naam lenings overeenkomst. Een naamlener verbergt niet alleen de identiteit van zijn opdrachtgever maar ook het feit dat er een opdrachtgever is. Hij doet alsof hij voor eigen rekening optreedt daarom is naamlening een vorm van veinzing of simulatie. Het is een geheimgehouden lastgeving. De naam leningsovereenkomst is geoorloofd tenzij het afbreuk doet aan de rechten van de tegenpartij of een wetsontduiking verbergt.

    Op zakenrechtelijk vlak wordt aangenomen dat het eigendomsrecht van de door de commissionair verkochte of aangekochte goederen rechtstreeks overgaat van de committent op de derde - koper (of vice versa). De goederen moeten wel geïndividualiseerd worden en mogen in het vermogen van de commissionair niet vermengd worden met andere soortgelijke goederen.

    Vanuit verbintenisrechtelijk perspectief komt er geen rechtstreekse contractuele verhouding tot stand tussen de committent en de derde. Het gevolg is dat alleen de commissionair een rechtsvordering kan instellen tegen de derde en dat bij verkoop de derde enkel bevrijdend betaalt in handen van de commissionair. Er wordt in de rechtsleer gepleit voor een rechtstreekse contractuele verhouding tussen de committent en de derde.

    Integratie van informatie en communicatie.


    De Coöp. Groente en fruitveiling Zevenaar loopt voorop bij integratie van informatie en communicatie. De veiling was een van de 42 veilingen in ons land en had rond de 500 aanvoerders, 230 leden en 270 zgn. gastveilers waarin tevens alle groente van vaderlandse bodem zijn vertegenwoordigd. De producten vonden aftrek bij groentehandelaren, grootwinkelbedrijven, commissionairs, exporteurs, diepvries- en conservenfabrieken; bij elkaar zo’n 600 kopers. Gerekend naar jaaromzet circa 18 miljoen gulden, behoorde Zevenaar tot de kleinere veilingen.

    Mede dank zij de inzet van directeur H. Gerritsen is Zevenaar uitgegroeid tot een van de grootste veilingen van witlof.

    Automatisering is het tweede punt dat Zevenaar een markant profiel geeft. Vanaf het begin 1972 betrokken bij de administratieve automatisering. Hieruit blijkt dat een kleine veiling groot kan zijn als het gaat om integratie van informatie en communicatie.

    Bij geen andere veiling krijgt de koper zo snel zijn laadbrief en desgewenst ook de uitgewerkte factuur.

    Telkens als de wijzers van de klok tot stilstand komen beginnen vrijwel direct daarna twee van de drie printers te werken. De ene bedrukt een label met de koopgegevens van de zojuist geveilde kavel. De andere legt alle relevante gegevens op een kettingformulier vast voor het historische overzicht.

    Een ander primeur die veel belangstelling wekt bij andere veilingen was de presentatie van de veilingprocedure op tv-schermen. De handel wilde weten waar men me bezig was en wat er nog kwam. Op strategische punten in het bedrijf hingen tv-schermen. Van elk te veilen kavel presenteerden de schermen het kavelnummer, hoeveelheid, soort en kwaliteit en de minimum prijs. Direct nadat de kavel is gemijnd, werd het beeld aangevuld met het nummer van de koper en de gemaakte prijs. Nadat een product of groep producten waren geveild, verscheen er een mededeling over het tijdstip waarop het volgende product aan de beurt was.

    Het computersysteem verwerkte per veilingdag gemiddeld 1400 aanvoertransactie en 2000 verkooptransactie. Daar komen wekelijks 5000 administratieve transacties bij onder meer voor fustafhandeling en betalingen.

    Fust


    Een ton of vat (verpakking)

    Alle veilingen hadden een gezamenlijke fustpool ingesteld.  Een fustpool is een organisatie die zorgt voor het inkopen van kisten en pallets. Om dan gezamenlijk kisten en pallets te kopen bij een fabrikant.

    Het lenen van kisten en de in te leveren kisten werd bijgehouden door de fustmeester .

    In het begin ontving de handel de producten vaak ongesorteerd dan wel gesorteerd naar het persoonlijk inzicht van de producent. Er was nog geen sprake van enige uniformiteit. Het meermalig fust toonde een verwarrende  variatie. De veel gebruikte zakken en balen werden meer en meer vervangen door beter vormvast fust ( manden, kisten en kratten).

    Goedkopere volumineuze producten zoals uien, kool, vroege aardappels, huishoud- en industriefruit werden los “in de wagon” verzonden.

    Er was een kistenmakerteam die de verantwoording hadden  dat de herstelwerkzaamheden van houten kisten  goed verliep, meestal resulteerde dat dit werk als overwerk werd uitgevoerd, die alles noteert. De veiling maakt winst uit het verhuur van kisten aan tuinders want zij betalen fusthuur.

    De ontwikkeling op het gebied van verpakkingen is zeer uitgebreid, hier volgen methoden.

    In het begin van 1900 was er de overgang van manden naar houten fust. Dit werd gevolgd door de overgang van eigen telersfust  naar meermalig verenigingsfust. Een volgende stap was het invoeren van eenmalig aanvoerfust dat aan het eind van de jaren twintig het kopersfust begon te vervangen. Voor de export kreeg de kartonnen  verpakking daarbij zijn plaats naast de houten fust.

    Uniform fust en het centraal inkopen waren de volgende stappen . Het meermalig veilingfust maakte in deze ontwikkeling plaats voor de plastic krat die minder last had van slijtage en geen onderhoud vergde.

    Kerstveilingen


    Kerstveilingen zijn een oude traditie op de Nederlandse fruitveilingen. Die laten zo zien waar ze vooral op kwalitatief gebied toe in staat zijn. Het zijn bovendien belangrijke sociale gebeurtenissen waar telers, kopers en consumenten elkaar treffen. Een bezoek aan de Kerstveiling te Zevenaar was een lust voor het oog. Deze veilingen toonden aan tot welk een hoge trap de fruitteelt in deze streek was gekomen. De eerste kerstveiling werd in 1948 georganiseerd. In het programma van “Weer of geen weer” van Bert Garthoff werd aandacht besteed aan de kerstveiling te Zevenaar. Ook de N.T.S. toonde belangstelling voor de expositie van fruit en groenten van de Coöperatieve Veilingvereniging Zevenaar uit de Liemers in het programma  “Van gewest tot gewest”.

    Inbraak


    Inbrekers hebben op een zaterdagnacht de kluis gekraakt van de veiling, de inbrekers kwamen het gebouw binnen door een ruitje aan de zijkant van het veilinggebouw in te tikken. In de hal werd een grote ruit uit de sponning gehaald en zo wisten de inbrekers in het kantoor te komen. Tevens werden een snijbrander en een manometer meegenomen. Met slijpstenen werd geprobeerd de kluis te openen. Daarvoor werd eerst een tent rondom de kluis getrokken zodat er zo weinig mogelijk lawaai zou zijn te horen. Toen het met slijpstenen niet lukte bezochten de beide mannen een naburige garage en ontfermde zich daar over een compleet snijbranderapparaat wat met een karretje en al naar de veiling werd gereden. Met de snijbrander werd een tweede poging gewaagd om de kluis open te krijgen. De poging mislukte echter doordat ze gestoord werden tijdens hun werkzaamheden. De twee inbrekers werden door een veiligheidsfunctionaris van de veiling rond half elf gesnapt, ze wisten te ontkomen door zich door een klein raampje te wringen, maar moesten al hun spullen achterlaten. De veiligheidfunctionaris waarschuwde direct de Zevenaarse politie, die de sporen zekerde en de naburige politieposten informeerden. In het kantoor werden tweetwee kentekenplaten gevonden waarvan men nog niet zeker was waar ze vandaan kwamen. In het kantoor is veel schade aangericht onder andere doordat de inbrekers geprobeerd hebben de slijpschijven met water te koelen, er werd echter niets vermist. Directeur H.Gerritsen van Veiling Zevenaar: ‘Het moeten domme jongens zijn geweest, de meeste betalingen lopen bij de veiling rechtstreeks via de bank.

    Door de kraak konden veiling de maandag erna niet normaal draaien. De sloten van de kluis waren volledig vernield zodat men niet bij de computerlijsten kon komen. Men moest erg improviseren.

    De inbraak had ook voordelen want in de brand uit de brand. Men kreeg het nu voor elkaar wat voorheen niet gelukt was in het gehele administratieve gedeelte nieuwe vloerbedekking en nieuwe plafonds.

    Witlof


    - Inleiding


    - Teelt witlofwortelen


    - Witlofcontract


    - Liemers lof



    Inleiding

    Witlof, ook wel genoemd: het witte goud, witloof, grondwitloof of Brussels lof, het is een bladgewas, een bladgroente, dat/die in het donker wordt geteeld. In het licht wordt de krop door chlorofylvorming namelijk groen. De afgesneden (afgebroken) krop kan rauw of gekookt worden gegeten. Witlof behoort tot de cichoreiachtige.

    Teelt witlofwortelen

    De Nederlanders spreken bij de teelt van: "witlof trekken".Witlof is tweejarig. In het eerste jaar worden de wortelen geteeld door in mei te zaaien, waarna in de herfst de wortelen worden geoogst. Vroeger was witlof een wintergroente en gebeurde de trek met dekgrond, waarbij bovenop de wortels een tot 20 cm dikke laag grond werd gebracht. Bij een dunnere laag grond moet de trekruimte lichtdicht zijn, omdat anders de witlof aan de bovenkant groen wordt. Er werd toen onderscheid gemaakt in een koude en een warme trek. Bij de warme trek werd de bodem onder de wortels verwarmd door er  wortelskippen gaas te leggen en hierdoor elektriciteit te laten lopen. Ook werd wel gebruikgemaakt van verwarmingsbuizen met warm water.

    Tegenwoordig wordt witlof bijna het geheel jaar door getrokken. De wortelen geoogst in september worden direct opgezet. De wortelen geoogst in oktober of november worden gekoeld bewaard. Voor de zeer late trek worden de wortelen in ijs bewaard. Vervolgens werden de wortelen in een donkere ruimte geplaatst. Eerst gebeurde dat nog boven op de grond met dekkleden eroverheen. Tegenwoordig vindt de trek op stromend water plaats. In 3 tot 4 weken groeit de witlofkrop uit. Door de schaalvergroting van de teelt ontstaat specialisatie. De teelt van de wortels verschuift meer en meer naar akkerbouwbedrijven, die een contract hebben met een witloftrekker. De witloftrekkers zorgen voor het bewaren van de witlofwortels in koelcellen en hebben zeer grote trekcellen. Hoewel al wel vanaf 1918 op vrij bescheiden schaal witlof werd geteeld rondom Zevenaar, kwam de grote opkomst van dit product pas in de jaren 1968 tot 1970. In die jaren werd er namelijk één à twee miljoen kilo aangevoerd. De witlofwortel teelt vond overwegend op landbouwbedrijven in de Achterhoek plaats. De trek op de tuinbouwbedrijven rondom Zevenaar. De in die jaren gevormde witlofcommissie werkte behalve stimulerend ook controlerend. De witlofwortels werden vanaf september geleverd, de laatste tot eind november. De doorsnee van de wortel moest minimaal 3,5 cm zijn. Een normale oogst leverde ongeveer 175.000 wortels per ha. op. De veilingaanvoer van witlof vertegenwoordigde een opbrengst van 160 ha witlofwortels. Ongeveer 60 witloftrekkers leverden aan de veiling. Sommigen oefen de trek nog op de ouderwetse manier uit, namelijk met dekgrond, terwijl een kwart van de witloftrekkers watercultuur heeft.

    Van belang was ook de koeling van de wortels, dit bevorderde een beter kwaliteitsproduct op langere termijn. In de periode 2008-2013 daalden de productie.


    Witlofcontract

    De teelt was gebonden aan algemene voorwaarden zoals ook de verkoop van witlofwortelen.


    1) De grond.

    Het perceel werd in onderling overleg aangewezen. Op de grond mocht in de drie aan de teelt voorafgaande jaren geen witlofwortelen zijn geteeld. Indien gewenst kon een stikstof- en mineraal onderzoek plaatsvinden.


    2) Zaaien.

    Het zaad werd beschikbaar gesteld aan de teler. Het zaad moest voldoen aan de NAK-G normen. Het zaaien geschiedde door de teler, en moest zorg dragen dat er voor en tijdens het zaaien geen vermenging plaatsvond.


    3) Het gewas.

    Ze kwamen in het contract overeen hoeveel planten er per ha werden gepoot. De verzorging van het gewas geschiedde voor rekening van de teler. Bemesting vond in overleg plaats. Tegen de bestrijding van de mineervlieg kon zo vaak als noodzakelijk worden gespoten. Men was gerechtigd de percelen te betreden en het gewas te controleren.


    4) Het rooien.

    De teler rooit de witlofwortelen, dit geschiedde machinaal. Het tijdstip van rooien werd in onderling overleg astgesteld. Na 1 november kon de teler ten aller tijde rooien.


    5) Ziekte.

    Indien de witlofwortels zijn aangetast door bepaalde ziektes, dan gold er een korting. De vaststelling of en met welk percentage geschiedde door beide partijen geaccepteerde deskundige, de uitspaak was bindend. De teler bleef verantwoordelijk voor schade aan de witlofwortelen.


    6) Bewaring.

    De witlofwortelen diende zodanig te worden opgeslagen dat dit niet kon leiden tot beschadiging van de wortelen en los gestort nooit hoger dan 1 meter.


    7) Levering en vervoer.

    De levering en de afname dienden te geschiedde uiterlijk 36 uur na het rooien. De teler zorgde voor vervoer en op een samen vastgestelde datum. Men was verplicht de gehele opbrengst af te nemen van de gecontracteerde oppervlakte, tenzij door vastgestelde ziektes geen betaling meer zal plaatsvinden, dan vervalt de afnameplicht.

    8) Betaling.

    De teler bleef eigendom van de partij tot aan zijn betalingsverplichtingen waren voldaan.

    9) Geschillen.

    Bij geschillen over de hun gesloten overeenkomst worden beide partijen onderworpen aan een arbitrage. Beide partijen kiezen een arbiter. Indien geen overeenstemming wordt bereikt wordt een derde arbiter aangewezen.


    Liemers lof

    Door de strenge vorst kwamen er maar weinig verschillende groentesoorten in de handel. Omdat de grond bevroren was stagneerde de aanvoer van bijvoorbeeld prei, boerenkool en spruitjes. Het gevolg: witlof, een groentesoort die door zijn bijzondere wijze van telen niet onderhevig is aan weersinvloeden, vloog als het ware over de toonbank. Van de totale jaaromzet van de Zevenaarse groenten- en fruitveiling (tien miljoen gulden) neemt het Liemerse witlof nu al dertig procent voor haar rekening. In geld uitgedrukt zo’n drie miljoen gulden per jaar. "Liemers lof"  was in ons land bezig het van ouds bekende Brussels lof te verdingen. In België loopt de teelt van witlof de laatste jaren sterk terug als gevolg van stadsuitbreiding en het fiscale stelsel. Het sorteren van de witlof was een secuur werkje het wordt dan niet meer getrokken op grond, maar op water. Research van de veiling heeft geleerd dat daarmee goede resultaten kunnen worden geboekt. De veiling Zevenaar neemt qua grootte in ons land de vijfde plaats in. De veiling exporteerde ongeveer tien procent van de totale aanvoer, voornamelijk naar West-Duitsland. Men was bezig deze export nog wat op te vijzelen. In Zevenaar en regio was een unieke situatie ontstaan door de bijna volledige integratie van landbouwer en tuinder. De landbouwer teelt de wortels en vervolgens trekt de tuinder het witlof. Begin april wordt er voor het eerst ingezaaid. Dit geschiedt onder plastic om kapotvriezen te voorkomen. De wortels kunnen dan na ongeveer twintig weken worden geoogst. Het witlof, dat begin mei wordt ingezaaid, heeft iets meer tijd nodig voordat het geoogst kan worden. Dit is in de regel zo'n 22 a 23 weken. De wortels op het veld worden onkruidvrij gehouden door de landbouwer. Hierbij werd hij begeleid door de witlofcommissie van de veiling Zevenaar. Het tijdstip waarop de wortels worden geoogst wordt door de witlofcommissie en de boer samen bepaald. Het zaaien en oogsten geschiedt volledig machinaal".


    Contract

    De landbouwers waren contractueel verplicht de geoogste wortels zo snel mogelijk af te leveren bij de tuindersbedrijven. Daar werd gecontroleerd of de wortels goed gerooid zijn (het blad moet er op twee centimeter boven de wortel af). Vervolgens werden ze zo schoon mogelijk opgeslagen in mechanisch gekoelde bewaarplaatsen waar de temperatuur circa twee graden Celsius is. Dit was nodig omdat de wortels anders gaan broeien, wat rotting tot gevolg heeft. De wortels bleven hier liggen tot ze aan de beurt waren opgezet (gepoot) te worden. Door de bijzondere verlichting werd het verkleuren van de lof tegengegaan. Wanneer witlof namelijk aan daglicht wordt blootgesteld wordt het groen. Witlof kan na 25 dagen worden geoogst. De grond waarin de wortels werden gepoot was vochtdoorlatend en bevat veel organische stoffen. Dat moest ook wel, want op dezelfde plaats wordt vijf of zes maal achter elkaar lof getrokken. Na de teelt werd stalmest gestrooid over deze laag grond. Door het rotten van de mest verkeert de grond tegen augustus weer in prima staat. Een groot voordeel was dat er bij de teelt van witlof vrijwel geen bestrijdingsmiddelen werden gebruikt zodat er sprake was van een nagenoeg schoon product.


    Kwaliteiten

    Wanneer witlof geoogst is wordt het schoongemaakt en vervolgens gesorteerd naar kwaliteit en grootte. Er zijn zes of zeven verschillende soorten lof. De soort A1 is de beste. Door de aanduiding naar grootte en kwaliteit en het strenge toezicht daarop is het mogelijk telefonisch een bepaalde soort lof te bestellen, want deze aanduidingen zijn landelijk". Het schoongemaakte en gesorteerde lof wordt in kisten en dozen van vijf kilo verpakt, die twee maal per week naar de veiling worden gebracht. Tot dat moment worden de kisten - afgeschermd met een plastic velletje om verkleuring van het lof tegen te gaan opgeslagen in de gekoelde bewaarplaats. Als je af en toe een kist witlof in een winkel ziet staan is het om te huilen. Nadrukkelijk worden de winkeliers erop gewezen de kisten zo lang mogelijk bedekt te houden, maar in de praktijk komt het maar al te vaak voor dat lof te lang aan daglicht wordt blootgesteld. Let goed o wat je koopt. In ieder geval wordt het lof door ons goed afgeleverd", aldus de tuinder.


    Export

    Van de op de Zevenaarse veiling aangevoerde witlof gaat tien procent naar het buitenland. De export wordt landelijk gecoördineerd door het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveiling. De uitvoer is voornamelijk gericht op onze oosterburen. Om de export nog verder op te vijzelen heeft men een nieuwe doos ontworpen waarin behalve vijf kilo lof ook de nodige recepten in Nederlandse en Duitse taal kunnen worden verpakt. De export is erg belangrijk omdat er steeds meer witlof wordt geteeld. Vorig jaar kwamen er 23 procent meer witlofkwekers. Dat komt omdat witlof een erg gewild product is dat ongeacht de weersomstandigheden kan worden verbouwd. Terwijl dit jaar veel producten als prei, spruiten en boerenkool zijn bevroren had het witlof niets te lijden. Toen het begon te vriezen werden de wortels van het land gehaald en opgeslagen. De rest van de teelt gebeurt binnen, waar de weinig energieverbruikende grondverwarming voor optimale kweekomstandigheden zorgt. Omdat veel andere groentesoorten verloren gingen was er dit jaar geen overaanbod van lof. De prijs bleef ook normaal: rond de twee gulden per kilo. Hoe de situatie in de komende jaren zal zijn moet worden afgewacht. Bij overaanbod zakt de prijs. Alles wat niet verkocht kan worden moet worden ”doorgedraaid", aldus een tuinder die per seizoen zestig ton witlof naar de veiling brengt.

    Aardbeien


    De Aardbei  is een geslacht van bloeiende planten uit de rozenfamilie , vooral bekend om zijn eetbare vruchten. De aardbei zoals wij die kennen is ongeveer 200 jaar oud.

    In de symboliek staat de aardbei voor kortstondig genot. Op veel oude schilderijen is daarom de aardbei afgebeeld om kortstondig genot te symboliseren. In Nederland komen zowel de cultuur- als de bosaardbei voor.

    Verse aardbeien kunnen - vooral bij kinderen - bij consumptie allergische reacties zoals netelroos uitlokken.

    Aardbeien worden veel gebruikt voor jam. Daarnaast wordt de aardbei vanwege zijn sterke aroma als smaakversterker gebruikt in onder andere yoghurt. Aardbeien bevatten per 100 gram ongeveer 6,5 gram koolhydraten.

    Aardbeien worden in de volle grond, onder glas en onder plastic geteeld.

    Gezonde planten kunnen tot 10 uitlopers vormen. Voor de normale teelt in de volle grond worden deze planten eind juli en begin augustus uitgepoot. Het daaropvolgende jaar kan dan van deze planten aardbeien geoogst worden. In de professionele teelt worden de planten na de oogst vernietigd en dan opnieuw gepoot. Het laten staan van de planten om het jaar daarop er weer van te oogsten heeft als nadeel dat de vruchten kleiner worden en door de bossige groei de vruchten sneller aangetast kunnen worden door vruchtrot.

    Boordevol vitamine C

    In deze lekkere rode vruchtjes zit een grote hoeveelheid vitamine C; op de kiwi na het meeste van alle vruchten. Dit is goed voor je weerstand, je huid en haar en helpt mee verkoudheid te bestrijden. Bovendien is vitamine C een antioxidant. Deze zorgt ervoor dat bepaalde schadelijke stoffen in het lichaam geneutraliseerd worden.

    Naast vitamine C bevatten aardbeien ook foliumzuur. Dit wordt ook wel vitamine B11 genoemd en het zijn vaak zwangere vrouwen die hier een tekort aan hebben en dus wel een extra portie kunnen gebruiken. Foliumzuur is belangrijk voor de groei van het lichaam en voor de aanmaak van rode en witte bloedcellen. Daarnaast is het belangrijk voor de vroege ontwikkeling van ongeboren kinderen.

    Aardbeien zijn een goede bron van kalium. Kalium is belangrijk voor een goede bloeddruk en het regelen van de vochtbalans in het lichaam. Ook is het belangrijk voor een goede spiersamentrekking en geleiding van de zenuwprikkels.

    Tijdens de zomermaanden werden extra aardbeien veilingen gehouden, zelfs op de zaterdagmorgen. Ook werden er aardbeien geplukt en direct aan een koper, die de aardbeien dan zelf bij de teler kwam ophalen. Veel aardbeien uit deze regio waren voor de export.

    Komkommers


    De komkommer is een vrucht die in Nederland en België vooral rauw als salade wordt gegeten. De komkommer behoort tot de soort Cucumis sativus, die al meer dan 3000 jaar gekweekt wordt. Aan één stengel kunnen tientallen komkommers groeien. De tegenwoordig gekweekte komkommer heeft alleen maar vrouwelijke bloemen, waar zonder bestuiving of bevruchting de komkommer uit groeit.

    De plant is een klimplant met hechtranken, maar kan ook horizontaal groeiend op de grond geteeld worden. Voordat er kassen waren werden de komkommers op broeiveuren onder platglas geteeld. (Broeiveuren zijn een manier om de bodemtemperatuur op te drijven). Later werd het platte glas rechtop gezet en vormde zo een kas.  In de glastuinbouw worden de planten langs binddraad omhoog geleid. In Nederland en België wordt de komkommer sinds ongeveer 1960 in verwarmde kassen geteeld zodat komkommers het gehele jaar verkrijgbaar zijn. In deze kassen groeien de komkommers nadat ze hebben gebloeid in ongeveer 10 tot 14 dagen uit naar een volledige komkommer, dus van een komkommer van minder dan 50 gram naar een komkommer van tussen de 400 en 450 gram. Om gedurende het hele jaar te kunnen leveren worden er twee tot drie teelten per jaar geplant en geoogst.

    Er bestaat een gele en een witte variant. In de omgeving van Utrecht zijn nog lang de gele komkommers onder platglas geteeld. Door verdwijning van het platte glas en doordat de gele komkommer niet bittervrij is, is deze teelt verdwenen.

    In het voorjaar werd sla geteeld onder eenruiters, die begin april het veld ruimde voor komkommers.

    Komkommers zijn een belangrijk product geweest in de Liemers. Onder plat glas kon je of komkommers of meloenen telen. Het laatste product bracht echter meer risico’s met zich mee omdat het gewas gemakkelijk af liet weten. Er waren ook problemen die komkommers bleven niet gevrijwaard van Fusarium.( Fusarium is een geslacht van parasiterende schimmels die in de bodem voorkomen en die planten en dieren kunnen aantasten).In het begin van 1950 nam de teelt van komkommers in warenhuizen stormachtig toe, waardoor het platglas van lieverlee een zeldzaamheid werd. Als de prijsvorming van bij komkommers te wensen overliet, gebeurde het vaak dat de producten los in de wagon werden vervoerd. Vroeger spraken ze over hele, grote halve en kleine halve komkommers. Daarnaast had je de krommen, het stek en de groengelen.

    Champignons


    De productgroep champignons is duidelijk een buitenbeentje binnen het veilingwezen. Niet eens de helft van dit product wordt via de klok aan de man gebracht, waarvan dan nog eens ruim de helft voor de verwerkende industrie is bestemd. Oorzaak is mede dat in de champignonwereld worden de prijzen in de contracten afhankelijk gesteld van de prijs die het product op de veiling zou halen. Een voordeel is ook van het hebben van een contract is dat de kweker voor een langere termijn van een vaste prijs verzekerd is.

    Bloemen veiling


    Mede het feit dat een niet onbelangrijk aantal groentetelers de bloemkwekerij aantrekkelijker vond dan de groenteteelt.

    De grote omslag kwam in 1963 toen de rentabiliteit in de groentesector sterk daalde en achterbleef bij die van de bloemisterij.

    De oliecrisis in 1973 zorgde ervoor dat de rentabiliteit van de gehele glastuinbouw onder druk kwam te staan. De bedrijven die met aardgas verwarmden kwamen later in rentabiliteitsproblemen.

    Fusie.


    - Inleiding

    - Waarom veilingconcentratie

    - De Kooplui

    - Telers

    - Beëindiging


    Inleiding

    In de provincie Gelderland waren een zestal groenten en fruitveilingen gevestigd. Drie ervan waren aan te merken als fruitveilingen de andere drie veilingen werd de behaalde omzet overtroffen door die van groenten. De omzetten van de zes veilingen lagen aanzienlijk beneden het landelijk gemiddeld. De oorzaak hiervan werd veroorzaakt doordat in andere provincies als deels gefuseerd waren.


    Waarom veilingconcentratie

    Enkele argumenten voor concentratie waren: - Door het ministerie van Landbouw werd al jaren aangedrongen op een verdergaande samenwerking tussen groenten- en fruit veilingen.

    - concentratie van vraag en aanbod leidt door een verhoging van de onderlinge concurrentie van de kopers tot een beter prijsvorming

    - een rede pakket van producten verhoogd de aan trekkingskracht op de handel hetgeen weer to ten beter prijsvorming zal leiden.

    - De kosten van de veilingen en de handel moesten zoveel mogelijk beperkt worden, concentratie heeft in het algemeen een aanzienlijke verlaging van de veilingkosten tot gevolg.

    - Daarnaast werden de kosten voor inkoop, verlading,transport enz. lager. In feite speelt de handel hier op in dor de kleine veilingen te mijden.

    - Ook moesten verdergaande vernieuwingen plaats vinden, zoals televeilen, automatisering van de administratie en het inkoopinformatiesysteem. Voor de kleine veilingen is de omzetbasis te smal om de financiële consequentie te dragen.

    - Voor televeilen zijn aanzienlijke investeringen nodig die op het veilpunt Zevenaar onverantwoord zouden zijn.


    De Kooplui

    Een groot deel van de groente- en fruithandelaren zag het samengaan van de veilingen Zevenaar en Bemmel niet zitten. De kooplui vreesden dat de fusie ongunstig uit zou pakken voor vooral de kleinere telers en handelaren. In een brief aan het bestuur en leden van de veiling spreken de kopers hun verontrusting uit over de fusieplannen, ondersteunt met een lijst met ongeveer dertig handtekeningen. Een van de bezwaren van de handelaren luidde dat hun onkosten hoger zouden worden. Zij moeten straks hun producten ophalen in Bemmel. De transportkosten nemen daardoor toe. Met name de kleine winkelier en marktkoopman zouden hiervan de dupe zijn. Maar ook de massaliteit gaat de kleine middenstander parten spelen. De grote exporteurs krijgen straks alleenrecht over bepaalde omvangrijke partijen. De kleine kopers mogen/kunnen dan niet meebieden. Zij komen als laatste aan de beurt. De kooplui vrezen verder dat enkelen van hen na de fusie zonder werk zullen zitten.


    Telers

    De 250 telers vinden dat het fusiebesluit te snel komt, door tijd gebrek zijn ze niet in staat geweest om alle tuinders optimaal te informeren. Zij vragen zich ook af of het bestuur wel alle mogelijkheden goed onderzocht hebben, men had nog best een jaartje kunnen wachten. Met name de onzekerheid over het wel of niet doorgaan van het televeilen doen de telers twijfelen. De groep zegt niet tegen een fusie te zijn. Integendeel zij vinden net als het bestuur van de veiling dat er wat moet gebeuren. Maar dan eerst moeten alle mogelijkheden goed onderzocht worden. Een van de grote nadelen vinden zij dat onvermijdelijk hoge transportkosten.


    Beëindiging

    Bij de eerste stemming werd niet de voldoende meerderheid gehaald.  Na een schorsing en de dreiging dat het bestuur zou opstappen werd bij de tweede stemming wel voldoende stemmen gehaald. De veilfunctie werd op 24 september 1987 beëindigd ( de klok werd stilgezet).

    Klok voorgoed stil.


    De klok van de Coöperatieve groente en Fruitveiling Zevenaar staat voorgoed stil. Om drie minuten voor twaalf draaide de wijzer voor het laatst rond om een partij stokslabonen aan de man te brengen. Bart Buiting en Piet Wanders bedankten de aanwezige kopers voor de prettige samenwerking. Namens de kooplieden werd daar spontaan op gereageerd: “Jullie worden bedankt voor de persoonlijke gang van zaken in al die jaren en de bereidheid altijd een praatje te maken.

    Dat zal ons in Bemmel niet lukken”. “je deelt lief en leed met de kooplieden. We moeten natuurlijk wel streng zijn, maar tegelijkertijd ook soepel. We hielden van een persoonlijke benadering.,”vertelt Piet Wanders, die  zijn vak de afgelopen 25 jaar bij de Zevenaarse Veiling heeft uitgeoefend. Het wegvallen van de veiling valt hem zwaar. De veiling was toch een deel van zijn leven geworden. En afgelopen maandag lieten al diverse kopers het afweten. Daarentegen was op de laatste dag zo’n vijftig kopers aanwezig. Een aantal daarvan kwam speciaal naar Zevenaar om de laatste veilingdag mee te maken. Ondanks het feit dat de overgrote meerderheid had besloten te fuseren, was de droefheid van veel gezichten af te lezen. Het had best nog even uitgesteld kunnen worden, kleine veilingen komen niet meer terug, het veilen op afstand zal een snelle vlucht gaan nemen, het is jammer dat de veiling verdwijnt. De veiling in Zevenaar heeft bijna zeventig jaar ten dienste gestaan van de telers en kopers  en is van groot belang geweest voor de tuinbouw in onze streek. Er was geen ontkomen aan de exporteurs zijn bijna allemaal al verdwenen volgens Gerritsen. Al heeft het voor sommige mensen  onplezierige gevolgen. De veiling gebouwen worden gebruikt als neerzetpunt voor groente, fruit gaat rechtstreeks naar Bemmel.

    Het einde


    Na bijna 70 jaar werd de laatste partij in Zevenaar geveild, het waren stokslabonen, daarna bleef de klok op drie voor twaalf staan, afslager Bart Buiting en hoofdafslager Piet Wanders bedankten de kopers voor de prettige samenwerking.

    Het blijft wel mogelijk aan te voeren en het benodigde fust en verpakkingsmateriaal te Zevenaar af te halen. Drie koel en conditioneringfaciliteiten zullen in gebruik blijven. Aan kopers werd de mogelijkheid geboden leeg fust Te Zevenaar in te leveren. De veiling draagt zorg voor het oprijden naar Bemmel van producten die zijn aangevoerd.

    Er werd een overgangsbestuur samengesteld bestaande uit het bestuur van VV’70 aangevuld met drie leden die door veiling Zevenaar worden aangewezen.

    Gedurende vier jaar na de fusiedatum hebben de leden recht op een compensatieregeling ter dekking van en deel van de gestegen transportkosten.

    Een besluit tot sluiting is gedurende de eerste vijf boekjaren van de vereniging slecht mogelijk met volstrekte meerderheid van stemmen.

    Zevenaar ging op 16 april 1992 dicht. Er werd voor collectief transport gezorgd en er was nog een aanvoerdepot in Groessen bij tuinder Tiedink aan de Pinkslo. Dit depot was met name bedoeld voor de kleinere tuinders.

    Voor een tiental oudere werknemers werd enkele maanden geleden al een afvloeiingregeling overeengekomen. Van de overgebleven werknemers gaan de meeste in Bemmel aan de slag. In Zevenaar blijven enkele werknemers om de taak als neerzetpunt  te kunnen vervullen.

    FOTO'S VEILING