Karakteristieke gebouwen en bouwwerken in Oud-Zevenaar en Ooy
GEBOUWEN
Ansumshoeve (of Wijntjeshoeve)
Slenterweg 15
bescherming : Gemeentelijk monument
De ANSUMSHOEVE of Wijntjeshoeve is een boerderijcomplex bestaande uit de volgende monumentale onderdelen: een T-boerderij met dwarsschuur en een tabaksschuur. De huidige boerderij is gebouwd omstreeks 1857 in opdracht van Engelbert Florissen. Het complex staat echter op de plek van een veel ouder erf, dat dateert van omstreeks het einde van de 17de eeuw.
Het oudste deel van de boerderij (uit 1857) bestaat uit een dwars voorhuis met achterhuis en een tabaksschuur rechts van de boerderij. De schuur diende voor het drogen van tabak en was hiervoor voorzien van speciale luiken en rekken. Haaks tegen de linker zijgevel van het achterhuis is rond 1900 een andere schuur aangebouwd. Op het erf aan de voorzijde staat tenslotte een bakstenen kippenschuur.
Het pand is gebouwd op een L-vormig grondplan. Het dwarshuis is in metselwerk uitgevoerd. Dit deel is afgedekt met een rieten schilddak. Aan de onderzijde van de gevel is een gepleisterde plint aangebracht. Het achterhuis en de aangebouwde schuur bezitten gepleisterde gevels met een geverfde plint. Het is afgedekt met een zadeldak met wolfseind. De aangebouwde schuur is voorzien van een gebroken zadeldak welke is gedekt met gesmoorde gegolfde Friese pannen.
Voorgevel:
De gemetselde gevel van het dwarshuis is symmetrisch ingedeeld en in drie assen te verdelen. De 9-ruits schuiframen, die in de buitenste assen zijn geplaatst, zijn voorzien van luiken en zijn van boven afgesloten met een anderhalf steens strek. Onder het venster is een halfsteense rollaag gemetseld. Tussen deze vensters is de paneeldeur geplaatst welke is voorzien van een bovenlicht.
De gevel van het achterhuis is asymmetrisch ingedeeld en afgedekt met riet op het wolfseind. In het midden zijn de deeldeuren geplaatst. Deze zijn afgesloten met een anderhalf steens segmentboog. Links in de gevel zijn staldeuren geplaatst. Boven de deeldeuren bevindt zich een hooiluik die doorloopt tot aan de dakrand. Rechts van de deeldeuren zijn nog twee kleine vensters geplaatst met een staldeur daar tussen in.
In de gevel van de aangebouwde schuur zijn een aantal licht getoogde staldeuren geplaatst.
Tabaksschuur
De schuur is gebouwd op een rechthoekig grondplan en heeft gepleisterde zij- en achtergevels met geverfde plint. Het is afgedekt met een zadelkap met wolfseinden en van gesmoorde pannen voorzien. Ter hoogte van de verdiepingsvloer zijn gevelankers in de gevel verwerkt.
Voorgevel:
De voorgevel is in kruisverband opgetrokken waarin enkele rondboogvensters met roede- en rondboogverdelingen zijn geplaatst. Deze zijn voorzien van halfsteens rondbogen.
Linkergevel:
In de gevel zijn drie halfronde stalramen en geplaatst. De houten deur is van bovenlicht voorzien.
Rechtergevel:
De gevel is voorzien van een drietal liggende 2-ruits vensters. Links van ieder venster is een schuurdeur met segmentboog geplaatst. Rechts in de gevel is een rechthoekige schuurdeur geplaatst.
Achtergevel:
In deze asymmetrisch ingedeelde gevel zijn aan de rechterkant houten deeldeuren geplaatst. Deze zijn afgesloten door een anderhalf steens ellipsboog. Links van de deeldeuren zijn twee liggende 2-ruits vensters geplaatst. Boven in de gevel is een hooiluik met segmentboog aanwezig welke aan de bovenzijde is gesloten met een steens ellipsboog.
De T-BOERDERIJ is een, voor Oud-Zevenaar, bijzonder gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een grote T-boerderij met een losse tabaksschuur van omstreeks het midden van de 19de eeuw. De T-BOERDERIJ is markant gelegen met de achterzijde richting de Slenterweg gekeerd. Samen met de grotere boerenerven op Slenterweg 11 en 13, vormt Slenterweg 15 een karakteristiek landelijk ensemble.
Hoewel de boerderij dateert uit het midden van de 19de eeuw, is het erf van de Ansumshoeve veel ouder en dateert van omstreeks het einde van de 17de eeuw.
't Woelige nest.
Het pand is gebouwd omstreeks 1900 en bezit een eenvoudig symmetrische architectuur . Fraai is de Vlaamse gevel aan de voorzijde met daarin een portiek met de originele paneeldeur met bovenlicht en een meerkleurig tegelvloertje voor de entree. Het woonhuis is grotendeels gaaf bewaard gebleven. In het interieur bevindt zich een originele houten keukenschouw.
Het middendeel loopt door tot boven de dakvoet en eindigt in een puntgevel met daarop een zadeldak.
Het dak is gedekt met gesmoorde Hollandse pannen (voorschild), gesmoorde Tuil du Nord pannen (achterschild). Eénlaags aanbouw/bedrijfsruimte met zadeldak gedekt met gesmoorde muldenpannen tegen linker zijgevel en een lage aanbouw met lessenaarsdak gedekt met muldenpannen tegen achtergevel.
Gevels in rode baksteen in kruisverband en aan de onderzijde afgesloten door een gepleisterde plint.De voor- en achtergevel zijn aan de bovenzijde grotendeels door een mastgoot begrensd. De aanwezige vensters worden aan de bovenzijde afgesloten door een segmentboog waarvan de boogvelden zijn voorzien van een pleisterlaag. De vensters zijn aan de onderzijde tevens voorzien van hardstenen lekdorpels. De symmetrisch ingedeelde voorgevel van het woonhuis is op te delen in drie traveeën, waarbij de middelste travee het hoofddeel vormt. Dit middendeel loopt door tot boven de dakvoet en eindigt in een puntgevel met daarop een zadeldak dat voorzien is van een gecementeerde afwerking langs de dakrand. Waarschijnlijk heeft op deze plaats een windveer gezeten. De buitenste traveeën worden, ter plaatse van de verdiepingsvloer, afgesloten door een mastgoot. Ter plaatse van de verdiepingsvloer zijn gevelankers aangebracht. De twee vensters op de begane grond zijn voorzien van een uitzetraam dat dient als bovenlicht. Deze vensters zijn uit een recentere periode. In het midden deel bevindt zich een portiek met daarin de originele paneeldeur met bovenlicht. Op de eerste verdieping, recht boven de paneeldeur, bevindt zich een stolpraam met bovenlicht. Naast het portiek hangt een bordje met de tekst: "'t woelige nest".
De voorgevel van de bedrijfsruimte is symmetrisch ingedeeld en is zo'n twee meter terug gelegen ten opzichte van de voorgevel van het woongedeelte. Ter plaatse van de zoldervloer zijn gevelankers te vinden. In de gevel bevinden zich twee stolpramen met bovenlichten. De gevels zijn opgetrokken in kruisverband metselwerk van rode baksteen.
Het boederijcomplex het “Uiversnest” wordt al in de 17de eeuw genoemd, dan nog onder de naam “Goed ter Mohle” of “Holthuysse hoeve”. In de Atlas van het Ambt Liemers uit 1735 wordt de boerderij inmiddels “De Storchkamp” genoemd. Vanaf 1766 wordt in bewonerslijsten de naam “Uiversnest” voor dit pand gebruikt. Volgens A.W.A. Bruins (zie bronnen op voorblad) is het pand waarschijnlijk omstreeks 1799 opnieuw opgebouwd op een andere plaats op het perceel, waarmee de boerderij iets meer naar de toenmalige Groote Zandweg (nu de Babberichseweg?) is verplaatst. In 1883 brandt de boerderij af, waarna in 1899 het huidige pand wordt gebouwd.
In de jaren vijftig van de 20ste-eeuw is het pand, na annexatie van een deel van het huis door de gemeentelijke overheid, opgesplitst in drie wooneenheden. Dit in verband met de schrijnende woningnood ten tijde van de Wederopbouw. De trapopgang tegen de achtergevel van het hoofdhuis en de deur op de verdieping herinnert aan deze opsplitsing.
Het complex wordt gedomineerd door het beeldbepalende hoofdhuis, dat is gebouwd in een sober eclecticisme met invloeden van het neoclassicisme en het neoromaans. Dit komt onder meer naar voren in de strakke symmetrische opbouw van de voorgevel en de geleding van de gevel door hoekpilasters en een middenrisaliet. De voorgevel heeft een symmetrische indeling die bestaat uit drie traveeën. De middelste travee wordt gevormd door een middenrisaliet, waarin zich in een portiek de hoofdentree bevindt. De gevel wordt aan weerszijden afgesloten door hoekpilasters. De voordeur in de portiek bezit panelen in de vorm van diamantkoppen en twee smalle hoge ruiten die zijn voorzien van siersmeedwerk. Boven de deur zit een enkelruits bovenlicht. In de twee buitenste traveeën op de begane grond bevindt zich een venster met een T-schuifraam. Elke travee op de verdieping is eveneens voorzien van een venster met een T-schuifraam. De portiek en alle vensters in de voorgevel hebben een eenvoudige beëindiging aan de bovenzijde in de vorm van een segmentboog.
Scholen in Oud-Zevenaar
Bij de kerk heeft de pastorie en wellicht ook andere bebouwingen ter hoogte van de huidige
traptoren naar de koorzolder aan de zuidzijde gestaan.
Op de prenten uit 1630 en 1740 staan nog restanten van bebouwing getekend. Hier zou
naast de pastorie ook een kosterswoning met schoollokaal gestaan kunnen hebben omdat er in
1445 al sprake is van een koster Loetkens die ook schoolmeester was. Op 18 maart 1603 werd Peter Andernach tot de “scholdienst ahn der Alderkercken”aangesteld. In 1631was er een vacature ontstaan, “ten gevolge waarvan de kinderen langs de straten zwiervenen als het domme vee in onwetendheid dreigden op te groeien”. In 1799 stond de kosterswoning met schoollokaal nog aan de westzijde tegen de dijk op het kerkhof dat rond de kerk lag. Men schreef:”het stond op een gezonde plaats namelijk op het kerkhof”. In 1810 werd de school beschreven als bekrompen en de schoolopziener werd gekwalificeerd als een “gewezen pruissisch korporaal”. In de winter van 1815 bezochten ca honderd leerlingen de school en in de zomer 25 leerlingen. Het schoolverzuim was groot wat te wijten was aan de armoede in die tijd.
Op de plek waar vroeger het Dorpshuis “de Tichel” stond werd in 1834 een nieuwe school gebouwd en tot 1898 gebruikt. In 1841 berichtte een hoofdinspecteur. “Het onderwijs is zeer achterlijk: geen verstandontwikkeling, oude spelmethode, lezen op eenen treurige toon . het schrift was matig,. Er was ook gebrek aan orde, hetgeen niet te verwonderen was in eenen school van 350 kinderen zonder ondermeester”. Als het schooltje in 1890 wordt gesloten, is het een van de laatste parochiescholen in Nederland. De onderwijskrachten worden tot dan betaald en benoemd door het kerkbestuur.
Na de sluiting in 1890 gaat een deel van de kinderen in Babberich naar school en een ander deel in Zevenaar-stad. Door overbelasting van de school in Babberich wordt na enkele jaren de oude school in Oud-Zevenaar weer geopend totdat op 10 oktober 1898 de nieuwe gemeenteschool in Ooy wordt geopend.
In 1956 verhuist de school van de Slenterweg naar een nieuw gebouw (hoofd der school is de heer Jorna) aan de Martinusweg in Oud-Zevenaar, op de plek waar nu de Brede school St. Martinus staat.
In 2011 wordt de Basisschool St. Martinus geheel gesloopt. Hiervoor in de plaats is er nieuwbouw gepleegd. De nieuwe school heeft 2 verdiepingen gekregen om het speelterrein te sparen. De school heeft een grote, brede ingang gekregen en een grote aula waar veel licht binnenvalt, middels een grote vide.
In het nieuwe gebouw zijn onder andere 8 groepsruimten, een peuterspeelzaal, een speelzaal en een mediatheek gehuisvest.
Op 10 oktober 2012 wordt de nieuwe Brede Basisschool Sint Martinus officieel geopend.
En vanaf september 2021 wordt het een Integraal Kind Centrum met de naam IKC St. Martinus
Buddenkamp
Slenterweg 11 (bouwjaar 1877)
De erven Budde hebben voor 700 rijksdaalder hun hoeve en tiengerechtigheid in 1165 vrijgekocht. Het bestond uit huis, hof, boomgaard en bouwland, groot totaal 3 morgen.
Het BOERDERIJCOMPLEX bestaat uit een boerderij van het hallenhuis type en een grote schuur die onderling verbonden zijn door een lagere dwarse schuur. De huidige boerderij is gebouwd omstreeks 1877-1878, afgaand op de jaarankers in de achtergevel en de gevelsteen rechts van de voordeur in de voorgevel.
Op het erf liggen aan de voorzijde nog een moes– en siertuin en een boomgaard met hoogstamfruit. Ook de, door meidoornhagen geflankeerde, onverharde oude toegangsweg vanaf de Ooyse Landweg is nog aanwezig. Het boerderijcomplex bevindt zich voor het grootste deel in de oorspronkelijke staat.
De boerderij en de schuur zijn beide gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaan uit één bouwlaag en een zolder onder een wolfdak met voor– en achterschild. Het dak van de boerderij is boven het voorhuis gedekt met riet. Het achterhuis is gedekt met golfplaten. Het dak van de schuur is aan de bovenzijde gedekt met riet. De onderzijde is gedekt met gesmoorde muldenpannen. De lagere dwars schuur is gebouwd op een rechthoekig grondplan en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak dat is gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. De gevels van het voorhuis van de hallenhuis boerderij zijn gemetseld in bruine baksteen in kruisverband, evenals de voorzijde van de dwars schuur. De voor –en zijgevels van het voorhuis worden aan de onderzijde afgesloten door een grijze gepleisterde plint. De overige gevels van het boerderijcomplex zijn grijs bepleisterd.
Voorgevel:
De voorgevel van de hallenhuis boerderij is symmetrisch ingedeeld in drie vensterassen. De gevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een overstekend daklijst die is voorzien van een witte houten lijst met een golvend profiel.
In de middelste vensteras is de hoofdentree gesitueerd. Deze bestaat uit een groene houten paneeldeur voorzien van een eenvoudig sierhekwerk voor een smal ruitje in het midden van de deur. Boven de deur bevindt zich een éénruits bovenlicht met afgeronde bovenhoeken. Het bovenlicht is voorzien van een zogenaamde “levensboom”. Rechts van de voordeur is een gevelsteen met het bouwjaar van de boerderij aangebracht. De vensters zijn voorzien van houten luiken. Op de verdieping bevinden zich drie vierruits schuiframen eveneens met afgeronde hoeken. De vensters in de voorgevel worden aan de bovenzijde afgesloten door een strek.
Links van de voorgevel van de boerderij is, iets teruggelegen, de “voorgevel” van de dwarse schuur zichtbaar. De deur, het venster en de kleine uitbouw tegen deze gevel zijn niet oorspronkelijk.
Weer verder naar links bevindt zich de voorgevel van de schuur. Deze is symmetrisch ingedeeld met op de begane grond drie rondboogvensters met een vijfruits stalraam en bovenin de gevel twee ronde vensters met een vierruits stalraam.
Rechter zijgevel:
De rechter zijgevel van de boerderij bezit ter plaatse van het voorhuis drie vensters voorzien van zesruits schuiframen met afgeronde bovenhoeken. De vensters bezitten houten luiken. Aan de bovenzijde worden de vensters afgesloten door een strek.
De achtergevel van de boerderij en de schuur hebben een identieke symmetrische indeling. Deze bestaat uit een centrale dubbele deeldeur die aan de bovenzijde wordt afgesloten door een segmentboog in rode baksteen. De deeldeur wordt aan weerszijden geflankeerd door een hooggeplaatst rondboogvenster met een zevenruits stalraam. De rondbogen zijn geaccentueerd met rode baksteen. Aan de onderzijde van de vensters bevindt zich een dorpel in rode baksteen. Aan weerszijden van de gevel bevindt zich een deuropening die aan de bovenzijde wordt afgesloten door een segmentboog in rode baksteen. De opening is ingevuld met een houten opgeklampte deur. In het midden bovenin de gevel bevindt zich een rond venster omlijst door rode baksteen en ingevuld met een vierruits stalraam. In de achtergevel van de boerderij is het jaartal “1877” aangebracht in jaarankers.
Tussen de boerderij en de schuur is de “achtergevel” van de, iets terug gelegen, dwarse schuur zichtbaar. Aan de onderzijde bevinden zich in deze gevel vier vensters die aan de bovenzijde worden afgesloten door een segmentboog. De vensters zijn dichtgezet. Bovenin de gevel bevinden zich van links naar rechts; een getoogd venster met een vierruits stalraam, twee rondboogvensters ingevuld met een luik en een drieruits bovenlicht, een klein venster met vierruits stalraam en tenslotte nog twee rondboogvensters ingevuld met een luik en een drieruits bovenlicht.
Het BOERDERIJCOMPLEX is een, voor Oud-Zevenaar, goed voorbeeld van een boerenbedrijf uit de laatste helft van de 19de eeuw. Het bezit nog de oorspronkelijk opzet die bestaat uit een hallenhuis boerderij en een grote schuur die beide verbonden zijn door een dwarse schuur.
Het BOERDERIJCOMPLEX is markant gelegen op een erf op de hoek van de Slenterweg en de Heilige Huisjes. Het vormt samen met de grote naastgelegen boerderijcomplexen op Slenterweg 13 en 15, die eveneens dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw, een karakteristiek landelijk ensemble. Typerend is dat de boerderijen met de achterzijde naar de Slenterweg zijn gericht.
Oud-Zevenaar ligt in de Liemers en is omgeven door rivieren.
De klei is hier uitermate geschikt om stenen en pannen te bakken.
Bij het verlenen van de stadsrechten in 1487 was er al een stadsoven.
In 1865 is op de huidige plek (de Kievitsdel) een steen en pannenbakkerij gesticht.
Deze wordt in 1926 gesloopt en de huidige zigzagoven werd gebouwd.
Tot 1985 werden hier nog op ambachtelijke manier stenen gebakken.
Daarna is de productie gestaakt vanwege de crisis in de baksteenindustrie.
Nu zijn de Panoven en de achterliggende loods op de Rijksmonumentenlijst geplaatst en heeft de functie van baksteenmuseum en streekinformatie.
De Panoven is wijd en zijd bekend en een unieke steenoven.
In de volksmond wordt de steenoven ook wel panoven genoemd, omdat er lang geleden ook pannen maar ook estrikken (vloertegels) werden vervaardigd.
Kleigaten
Niet alleen de oven maar ook de vijf kleigaten zijn bekend.
De zogenaamde waterhoudende kleiputten. De kleigaten zijn ongeveer 2.80 meter diep. Het unieke is dat deze leemputten in de directe omgeving van de oven liggen. Na de kleiafgraving stootte men op een laag turf, die ongeveer 10 cm dik was. Het graven gebeurde tot 1932 met de schop. Hierna werd de baggermachine aangeschaft.
De Panoven is het enig overgebleven exemplaar van een ronde zigzagoven in ons land.
De afstand tussen het station en de Panoven was mede bepalend voor een steenfabriek alhier. Dit in verband met de aanvoer per spoor van kolen, vanuit het Ruhrgebied.
Het authentieke oude steenbakkerbedrijf is nog volledig in tact gebleven. Middels de ruime droogloodsen, de baggermachine, de originele historische Aberson persmachine en de tasvelden kan men het hele proces van steenfabricage van stap tot stap volgen.
Het achtkantige gebouw.
De Panoven is een groot achtkantig gebouw met een overstekend schildvormig pannendak rond een tweeëndertig meter hoge schoorsteen. Het dak is voorzien van blauw, zogenaamde, muldenpannen.
In 1985 is de schoorsteen opnieuw gevoegd, terwijl de ijzeren ringbanden werden vernieuwd. Tevens is in dat jaar de lange houten loopbrug naar de stookzolder gerestaureerd.
De steenoven bestaat uit een massief bakstenen onderbouw waar paarsgewijs 20 segmentL-vormige ingangen met deels afgeronde hoeken zijn te zien. In iedere kamer kunnen ongeveer 9000 stenen gebak¬ken worden.
De ingangen leiden naar 20 halfronde overwelfde steenkamers, die rond de centraal geplaatste schoorsteen staan. De steenka¬mers zijn zigzagsgewijs met elkaar verbonden de totale lengte is 150 meter. Boven enkele ingangen zijn de nummers van de steenkamers nog te zien.
In de steenkamers zijn de opstaande muren en de gewelven gemetseld van chamottesteen, deze vuurvaste baksteensoort kan een temperatuur van 1800 graden c verdragen.
In de steenkamers zijn de opstaande muren en de gewelven gemetseld van chamottesteen, deze vuurvaste baksteensoort kan een temperatuur van 1800 graden c verdragen.
De schoorsteen staat vrij van de dakconstructie. Dit i.v.m. wind of storm.
Stookzolder.
Een dubbele houten deur in het dakvlak vormt de enige toegang.
Binnen is de eenvoudige dakconstructie te zien.
In de vloer zijn over het oppervlak verspreid, de met deksels afgesloten kanalen te zien, waar de dosering van kolen naar de steenkamer plaatsvond.
Vroeger deed men kranten en papier tegen de zijwanden vanwege de tocht.
Omdat de vloer heet was liep men op klompen met daaronder een plank.
Rond de schoorsteen is een mechanisme aanwezig, waarmee de afsluitkanalen van de steenkamer naar de schoorsteen, geopend of gesloten werden.
Er staat ook nog een AUCO stookapparaten met behulp van een compressor, waardoor het stookproces mechanisch beheerst kon worden.
Kleiwinning
Eerst werd er een bouwlaag verwijderd de hieronder voorkomen¬de kleilaag werd gebruikt voor dakpan of baksteenfabrikage.
Vroeger werd deze afgegraven (afgeticheld) met de schop.
Was de grondwaterstand bereikt dan moest de kleiwinning worden gestaakt. Het hele gebied rond de Panoven is afgeticheld. Denk ook aan het tichelpad.
Vanaf 1932 werd er ook gebaggerd, de winning gebeurde in de 5 kleigaten.
Over een smalspoortraject vervoerde men met kipkarren, getrok¬ken door een locomotief, de gewonnen klei naar de machinehal. Op het terrein vinden we nog delen van het smalspoor.
Vanaf 1966 werd de klei mechanisch in de kleivormen geperst, gestapeld en waar de kleivormen weer werden schoongemaakt.
Het was de bedoeling van de gemeente om de vijf kleiputten vol te storten met huisvuil, dit is gelukkig beperkt gebleven tot één kleiput.
Het gebied is nu ingericht als park, ze vervullen een recreatieve functie als visvijver waarop ‘s winters geschaatst kan worden.
Vormen.
Op een zogeheten neerslagbok werden de vormelingen (zeven per vorm) uit de vorm op de droogplank geslagen. Onder het drogen werden de stenen gekanteld.
De rauwe steen (ongebakken) werd dan opgeslagen in de droog¬loodsen. Oftewel gedroogde vormelingen genoemd. Bij goed drogend weer kon en al na een dag de vormelingen gekanteld worden op de droogplankjes. Na voldoende droging werden de harde maar ongebakken stenen (rauwe of wel groene steen genoemd) wel tot 25 m hoog in de droogloods gestapeld. In de Panoven werd gebruik gemaakt van het zogeheten natuurdrogen en werden aan de elementen van zon en wind overgelaten. Vanuit de droogloodsen werden de ongebakken stenen naar de steenkamers vervoerd. De hittenrijder was iemand die per paard en wagen zorgde voor het vervoer van de stenen van de droogvelden naar de oven.
Wanneer die volgestapeld was,ook de verbindingen tussen de kamers werden volgestapeld, kon die gesloten worden met steeds dezelfde stenen tegen de buitenwand te plaatsen de tussen ruimte werd met zand gevuld. De ruimte tussen de segmentboog en de bovenkant smeerde men dicht met natte klei.
Bakproces
Het bakproces kon beginnen met het aanmaken van het beginvuur oftewel mondvuur genoemd. Ten behoeve van het beginvuur werd de eerst te stoken kamer niet geheel volgestapeld. Het mondvuur werd met hout aangemaakt, waarna kleinere hoeveelheden kolen werden toegevoegd. De stenen waarop de kolen vergasten, noemde men roosterstenen. Sloeg het mondvuur nu over naar de stenen dan werd dit roostervuur of verplaatsingsvuur genoemd.
Aan de kleur van het vuur was vanaf de zolder, via de gaten, te bepalen hoe hoog de temperatuur was en hoeveel kolen toegevoegd moesten worden.Zowel het inrijden van ongebakken steen als het opwarmproces vond “voor het vuur” plaats, terwijl het koelproces van de gebakken steen en het uitrijden “achter het vuur aan” plaatsvond.
Een rondgang duurde drie weken, per rondgang werden 25 tot 30 ton kolen gebruikt.
Sorteren
De Waaltjes hadden overwegend een roodpaarse kleur.
De roos¬terstenen met de ruwe kant, waar kolenas was meegebak¬ken, waren veel gevraagd als verlevendiging van de buitenmu¬ren.
Iedere steen heeft een eigen klank aan de hand van de klank werd bepaald waarvoor de steen geschikt was bijvoorbeeld:
binnen- of buitenmuur, straatwerk, schoorsteen of open haarden.
De minst harde steen werd gebruikt voor het metselwerk van de binnenmuren.
De arbeider werd niet per week betaald, de uitbetaling ge¬schiedde iedere keer bij de duizendste steen.
Heden heeft het een recreatieve bestemming gekregen
Het streven is erop gericht om de authentieke bedrijfsgebouwen de machinehal, de droogloodsen en de oude pannenloods en niet te vergeten de zigzagoven te behouden.
Hopelijk zal er een breed draagvlak ontstaan in het streven om dit steenovencomplex te behouden in dit prachtige landschap.
De floristische soortenrijkdom mag niet worden onderschat, alsmede de waterhoudende kleiputten met hun oevervegetatie.
Dijkweg 15
Een zeer karakteristiek pand een voorbeeld is van plattelandsbouw van vrijstaande woonhuizen op een ruim erf, opgenomen in de in lintbebouwing langs de Dijkweg. Het heeft een bouwstijl van de Amsterdamse school en invloeden van het baksteenexpressionisme. Deze stijlinvloeden zijn terug te vinden in de gemetselde sierlijsten boven de ramen en in het wybervormige raam in het midden onder de nok van de voorgevel. Het is gebouwd in 1924. Het is nu als woonhuis in gebruik, maar de oorspronkelijke functie is die van boerderij. Het pand bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een mansarde dak, dat gedekt is met rode muldenpannen. De gevels zijn opgetrokken in bruine baksteen in staand verband.
De voorgevel is symmetrisch en bestaat uit drie vensterassen. Aan de bovenzijde wordt de gevel afgesloten door een afgeplatte puntgevel. Langs de dakschuinte loopt een rollaag. Horizontaal wordt de gevel geleed door een twee strekkenlagen die langs de bovenzijde van de kozijnen op de begane grond en de verdieping lopen. Daarnaast loopt een rollaag over de breedte van de gevel, ter hoogte van de onderdorpels van de vensters op de verdieping. In de middelste vensteras bevindt zich, in een portiek, de hoofdentree. Deze bestaat uit een houten paneeldeur met een klein raampje en een achtruits bovenlicht. In de buitenste vensterassen bevindt zich een venster met daarin een T-raam en een achtruits bovenlicht. De ramen zijn voorzien van houten luiken. De vensters en het portiek op de begane grond worden aan de bovenzijde afgesloten door een gemetselde sierlijst. Op de verdieping bevinden zich twee symmetrisch in de gevel geplaatste vensters. Deze zijn ingevuld met een nieuw raam en een oorspronkelijk zesruits bovenlicht. Daar boven, in het midden van de gevel, is in witte reliefgetallen het bouwjaar aangebracht. Tenslotte bevindt zich, in het midden onder de nok, een wybervormig zoldervenster. De bovenlichten van de ramen zijn voorzien van geel kathedraalglas. Boven elke muurdam van de begane grond is een eenvoudig vormgegeven sieranker aangebracht.
De Fergusonbrug is een verkeersbrug bij Oud-Zevenaar die in 2002 over de Betuweroute is gebouwd. De markante brug is vernoemd naar de Canadese korporaal Kenneth Scott Ferguson. De tuibrug is een ontwerp van de architect Nienke van de Lune. Met zijn 4 pylonen die in twee richtingen hellen is de brug een opvallend element in het landschap ten oosten van Zevenaar geworden. Bovenaan de pylonen zijn glazen platen met verlichting aangebracht die de passage van de weg over het spoor benadrukken. De van boven naar beneden spits toelopende pylonen vestigen de aandacht op de brug. De tuien bestaan uit meerdere strengen staal die samen komen in de hulzen. Deze zijn bevestigd aan de bovenkant van de pylonen en zorgen voor ondersteuning van het wegdek.
Kenneth Ferguson
(1925 - 1945)
De bouw van de brug was noodzakelijk vanwege de aanleg van de Betuweroute die vlak bij de brug op het bestaande spoortraject Arnhem-Emmerik werd aangesloten. Daarvoor werd een spoorwegovergang in het deel van de N336 tussen Zevenaar en Babberich opgeheven en 100 meter westelijk door de brug vervangen. Vanaf 2 april 2004 draagt de tuilbrug, officieel de naam Fergusonbrug. Deze verkeersbrug over de betuwelijn in Oud-Zevenaar is genoemd naar de 19-jarige Canadese huzaar 1e klas Kenneth Scott Ferguson, behoorde tot het Canadese Cavalerie verkenningsregiment, die vlakbij deze overgang op 2 april 1945 een dag voor de bevrijding van Zevenaar is gesneuveld. Het is de enige brug in de Betuweroute, die een naam heeft gekregen. De broer en zus van de gesneuvelde Kenneth Furguson waren aanwezig bij de tenaamstelling van de brug.
Op 2 april 2004 vond bij de tuibrug een opmerkelijk eerbetoon plaats.
De brug is sinds die datum een blijvende herinnering aan de Canadese bevrijder Lance Corporal Kenneth Scott Ferguson. In zijn naam worden alle Canadezen bedankt die in april 1945 de aanzet hebben gegeven tot de bevrijding van de gemeente Zevenaar.
Op Paasmaandag 1945 sneuvelde voor de spoorwegovergang aan de Babberichseweg de negentienjarige Ferguson, die enkele weken later in Engeland in het huwelijk had zullen treden. Hij was op verkenningstocht en werd aangevallen door een persoon in burger die vuurde met een Panzerfaust een Duits antitankwapen. Hij werd aan de achterzijde van zijn hoofd geraakt. Hij overleed korte tijd later aan zijn verwondingen, en werd begraven op de Canadese oorlogsbegraafplaats in Groesbeek.
Het bakhuisje (bakhuuske)
Men schat, dat het oude bakhuisje ca. 200 jaar oud is en nog bij de vorige boerderij hoort.
Het bakhuisje met alles eraan/erin is een exacte kopie van het oude bakhuisje. Het bakhuisje is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldakje dat is gedekt met gesmoorde Hollandse dakpannen.
Op de Ooijse dag van 25 augustus 2013 is het gerestaureerde Ooijs bakhuisje officieel geopend door burgemeester Jan de Ruiter. Eén keer per maand wordt het bakhuisje open gesteld voor het publiek en ordt er op ambachtelijke wijze brood gebakken.
De openstelling zal steeds plaatsvinden op de eerste zaterdag van de maand. Het ontsteken van de oven vindt dan plaats om 9.00 uur. In de loop van de ochtend is het stoken met hout om de gewenste temperatuur te bereiken, door bezoekers te volgen. De snelheid van het proces is niet volledig te sturen, maar verwacht wordt dat het brood tegen 13.00 uur uit de oven wordt gehaald. Bezoekers kunnen dan een broodje, de zogenaamde ‘Ooijse bol’, kopen. Nadat de broodjes uit de oven zijn gehaald, blijft er nog restwarmte over. Iedereen die bijvoorbeeld een appeltaart, een cake of een quiche heeft bereid, kan deze in de oven van het bakhuisje afbakken. Dit bakken wordt verzorgd door Jan Godschalk en Ton de Lorijn. Het meel en alle andere ingrediënten worden belangeloos beschikbaar gesteld door bakkerij Godschalk uit Zevenaar. Een mooi gebaar dat best op waarde geschat mag worden.
De "kasteelwoningen" aan De Roosdom, zijn onderdeel van het toenmalige bestemmingsplan-Poelwijk, een nieuwe woonwijk die in eerste instantie door de Gemeente Zevenaar is ontwikkeld voor bewoners die noodgedwongen moesten verhuizen voor de aanleg van de Betuweroute. Uiteindelijk zijn circa 30 van de 50 families die moesten verhuizen in deze woonwijk gaan wonen.
De kasteelwoningen bestaan uit 2 vrijstaande woningen die gespiegeld staan ten opzichte van het middelste dubbele woonhuis onder één kap.
Deze bebouwing dient volgens het bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan "als een architectonisch hoogtepunt voor de buurt en als monumentale dorpsentree voor Oud-Zevenaar". Daarom werden er eisen gesteld bij de aanbouw ervan: de gevels moesten voorzien worden van een witte pleisterlaag in combinatie met rode baksteen en donkere daken. De tuinen moesten in harmonie met elkaar worden aangelegd en met de openbare oeveraanplant, het zicht vanaf de Oud-Zevenaarseweg mocht niet ontnomen worden door wilde tuinaanplant. De nokrichting van de kasteelwoningen liggen zuidwest-noordoost gericht, min of meer haaks op de nokrichting oost-west van de overige woningen van het plan.
De woningen zijn een architectonisch geheel, in kleur en materiaal, getekend door wijlen architect Alfred Müller uit Didam. De woningen zijn in 1998-1999 gebouwd door bouwbedrijf Heijneman uit Oud-Zevenaar.
Witte Kruis 4
De BOERDERIJ “Kampwijk” is gebouwd omstreeks 1860-70. Het complex bestaat uit een groot woonhuis. Het woonhuis heeft een eenvoudige sobere architectuur, zonder specifieke stijlkenmerken. Ook bezit het huis een fors schilddak met gesloten dakvlakken.
De grootste wijziging heeft betrekking op het vervangen van de ramen van het woonhuis op de begane grond. Daarnaast is tegen de rechter zijgevel van de schuur een nieuwe aanbouw geplaatst. Het interieur kent een aantal oorspronkelijke elementen, waaronder een keukenschouw met gevlamde tegels, diverse originele vloeren en een tongewelfde kelder onder een opkamer. Vanaf de openbare weg leidt een lange oprijlaan met bomen aan weerszijden naar de boerderij.
Aan de voorzijde van de boerderij ligt een groot weiland. Langs de achterzijde van het erf staat een rij populieren. Ten westen van de boerderij ligt Huis Kamphuizen. Wellicht heeft de boerderij een relatie gehad met dit landgoed. Hierover is echter geen verdere informatie bekend.
De boerderij is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolderverdieping onder een schilddak. Het dak is gedekt met gesmoorde Tuil du Nord pannen. Onder het huis is een tongewelfde kelder aanwezig onder een opkamer. Aan de achterzijde is het dakschild doorgetrokken tot minder dan twee meter boven het maaiveld. De gevels zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in kruisverband. De voorgevel en zijgevels worden aan de onderzijde afgesloten met een grijze gepleisterde plint.
Voorgevel:
De voorgevel van het woonhuis is symmetrisch ingedeeld in vijf venstersassen. De gevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een dakgoot met daaronder een grijze gepleisterde band. De horizontale geleding van de gevel bestaat daarnaast uit een tweede grijze gepleisterde band ter hoogte van de zolderverdiepingsvloer. De hoofdentree bevindt zich in een portiek in de
middelste vensteras. De entree bestaat uit een in wit en groen geschilderde paneeldeur met een éénruits bovenlicht.
De vensters worden aan de bovenzijde afgesloten door een strek.
Een typisch voorbeeld van een café bij een bedevaartskerk en al meer dan 150 jaar heeft het een centrumfunctie voor de dorpsgemeenschap.
Het huidige Careza de Kroon aan de Kerkweg was destijds een ambtswoning van koster/schoolmeester Peter van de Kamp. Hij was de eerste van de vier generaties Van de Kamp die hier achtereenvolgens gewoond hebben. Het is gebouwd rond 1900 met een oudere kern. Het pand vertoont grote overeenkomsten met een villa aan de Oud Zevenaarseweg 32-34. Op de plek van het hoofdhuis stond een wit gepleisterd pand onder een schilddak
De voorgevel is symmetrisch van opzet en wordt afgesloten door een geknikte puntgevel. De gevel is opgemetsld in een rode baksteen in kruisverband. De gevel wordt over de volle breedte geleed door speklagen. De speklagen zijn opgebouwd uit twee baksteenlagen in zwarte kalkzandsteen met daartussen een laag in rode baksteen. De vensters worden aan de bovenzijde afgesloten door een segmentboog met een sluitsteen in gele verblendsteen en metselmozaiek in het boogveld.
In het midden van de nok bevindt zich een roosvenster met accenten in gele verblendsteen.
In de gevel zijn sierankers aangebracht. De zolder heeft een mansarde dak , met gesmoorde Tuil du Nord (of kruispannen)
De rechterzijgevel is ook symmetrisch van opzet. In het midden bevindt zich een portiek met daarin een paneeldeur aan de linker- en rechter kant. De linker zijgevel bestaat uit de kopgevel van de schuur.Links en rechts van de “deeldeuropnening” bevindt zich een rondboogvenster met stalraam. De zijgevel van het hoofdhuis is gemetseld in een afwijkende baksteen.
Het van pand van deKroon is vanouds ook een café geweest. In 1908 werd door de toenmalige eigenaar Florissen het pand voorzien van het huidige zadeldak.
Aan de zuidoostzijde is aan het café is in 2008 een grote zaal aangebouwd.
Het woonhuis is omstreeks 1925 gebouwd in opdracht van de familie Pijnappel en heeft een markante ligging op de hoek van de Dijkweg en de Oud-Zevenaarsedijk. Het woonhuis bezit een opvallende asymmetrische 6-hoekige plattegrond. De kap is beschoten met kraaldelen.
In 1467 heeft Johan van de Loo een schenking gedaan om jaarlijks rogge uit de Byvanck te beek aan de Oud – Zevenaarse armen uit te delen. Op 19 september 1567 is de eerste vermelding van het maagdenklooster of armenhuis in Oud-Zevenaar. De plaatselijke vicaris Frans van de Velde maakt twee daalders over aan het armenhuis bij de Sint Martinuskerk om onder de bewoners te verdelen. Op 14 november 1657 kocht Gertruijt, wed. van Herman Riszwick, brouwer te Nijmegen, een huis met huisplaats aan de “alde Kerk” voor een bedrag van f 900,--.
Het huis schoot met de achterzijde op de “Armenstede” en met de voorzijde op de dijk.
In die tijd waren er veel armen die geholpen moesten worden, sociale voorzieningen zoals die er nu zijn waren er nog niet.
Zodat er armenhuizen ontstonden, die konden teren op voeger gedane schenkingen.
Armenhuizen boden voor korte of lange tijd huisvesting, kost en kleding aan de armen. In het reglement stond wel dat ze dagelijks de H. Mis moesten bijwonen.
De MEESTERWONING is gebouwd in 1898 als onderdeel van de voormalige Koningin Wilhelminaschool die aan de achterzijde van het pand ligt. Het pand bezit een fraaie eclectische architectuur die is beïnvloed door onder meer de neorenaissance en de chaletstijl. De invloed van de neorenaissance komt onder meer tot uitdrukking in de toepassing van spaarvelden met een rondboogbeëindiging, speklagen en rondbogen met metselmozaïek in de boogvelden boven de venster, in de symmetrische opzet van de voorgevel met een middenrisaliet en een geleding met pilasters. De chaletstijl komt tenslotte tot uitdrukking in de overstekende daklijsten op geprofileerde gootklossen.
Zowel het exterieur als het interieur van de Meesterwoning zijn gaaf bewaard gebleven. In het interieur bevinden onder meer een zwart-geel betegelde vloer in de gang, de originele binnendeuren met omlijsting, twee fraai bewerkte zwart marmeren schouwen, vouwblinden en een keukenkast -en schouw. De ramen van de woning zijn vernieuwd en voorzien van dubbele beglazing. In de meesterwoning woonde de hoofdonderwijzer of directeur van de school. Op dit moment is de “meesterwoning” in particulier eigendom, los van het voormalige schoolgebouw.
De meesterwoning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak. Het dakschild boven de voorgevel wordt haaks gekruist door het zadeldakje boven het middenrisaliet. Het dak van het woonhuis is gedekt met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen.
Haaks tegen de achtergevel staat een aanbouw die is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak. Dit dak is gedekt met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen.
De gevels van het woonhuis en de aanbouw zijn gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband.
Aan de rechter achterzijde bevindt zich een voorraadkelder onder het huis. Deze kelder wordt aan de bovenzijde afgesloten door een plafond van troggewelfjes op ijzeren liggers.
Voorgevel:
De symmetrische voorgevel is ingedeeld in drie traveeën. De middelste travee wordt gevormd door een middenrisaliet die aan de bovenzijde wordt afgesloten door een puntgevel met een overstekende daklijst. De buitenste traveeën worden
aan de bovenzijde beëindigd door een overstekende daklijst op geprofileerde gootklossen. Direct daaronder bevindt zich een getrapte gemetselde lijst. De gevel wordt aan weerszijden afgesloten door hoekpilasters. De horizontale
geleding van de voorgevel bestaat uit zandkleurige gepleisterde speklagen.
Het middenrisaliet wordt omlijst door pilasters die langs de dakschuinte van het zadeldakje over gaan in een klimmend boogfries. Op de begane grond bevindt zich in het middenrisaliet de hoofdentree. Deze bestaat uit een rijk bewerkte houten paneeldeur die onder meer is voorzien van ruitjes met siersmeedwerk en een houten timpaan aan de bovenzijde. De hoofdentree en de vensters in de voorgevel worden aan de bovenzijde afgesloten door een rondboog waarvan het boogveld is ingevuld met metselmozaïek.
De MEESTERWONING is een, voor Oud-Zevenaar, goed voorbeeld van een woonhuis uit het einde van de 19de eeuw, met een zeer fraaie eclectische architectuur die is geïnspireerd op onder meer het neoromaans en de chaletstijl. De gevels bezitten een zorgvuldige detaillering waarbij gebruik is gemaakt van een geleding met rondbogen, pilaster en speklagen. In de boogvelden boven de vensters is metselmozaïek aangebracht, waarvan het patroon per boogveld verschilt.
De MEESTERWONING vormt van oorsprong één geheel met de naastgelegen voormalige school. Als onderdeel van de “plattelandschool” is het woonhuis van belang voor de instandhouding van het oorspronkelijke karakter van het landelijk gebied.
De Warnsveldse molenaar Hendrik Meijer bouwt in 1850 de molen "De Hoop" in Oud-Zevenaar en in 1852 wordt het eigendom van de familie Pijnappel, een echte molenaars- en bakkersfamilie, die omstreeks 1900 ook de windmolens van Babberich, Ooy (bij Zevenaar), Duiven, Pannerden, Klarenbeek en Posterenk in bezit heeft.
De molen “de Hoop”
Nog in oorspronkelijke staat verkerende windkorenmolen, het is een achtkantige houten bovenkruier met stelling.
Tot 1930 was de molen in gebruik als pelmolen, voor het pellen van gerst en rijst.
Sinds die tijd wordt de molen gebruikt voor het malen van graan. Het gemalen meel is van hoge kwaliteit en wordt afgenomen door ambachtelijke broodbakkers uit de regio.
Wat zegt de molen?
Vroeger hadden de mensen nog geen telefoon, radio of televisie. Soms moesten de molenaars snel een bericht doorgeven. Dat deden ze met de wieken van een molen. De molenaars zetten de wieken op een speciale manier neer. Daarover waren afspraken gemaakt. Elke gebeurtenis had een eigen stand van de wieken.
1. Vreugdestand
Als de molenaar blij is wil hij dit aan iedereen laten zien. Bijvoorbeeld als er een baby is geboren. De molenaar zet de wieken op een speciale manier neer. Dit wordt een vreugdestand genoemd. In de vreugdestand staan de wieken niet helemaal in het midden, maar iets naar links.
2. Rouwstand
Als er iemand uit de familie is overleden laat de molenaar de rouwstand zien. Iedereen weet dan dat er iemand uit de familie van de molenaar is overleden.
De wieken staan niet helemaal in het midden, maar iets naar rechts.
3. Korte ruststand
Soms werkt de molenaar een paar dagen niet. Dan houdt hij rust. De molenaar wil dan de mensen laten zien dat hij rust houdt. Dan zet hij de molen in de korte ruststand neer.
De wieken staan dan helemaal recht. Je ziet één wiek in het midden. De wieken lijken nu net op een +.
4. Lange ruststand
Als de molenaar een paar weken niet werkt heeft hij heel lang rust. Bijvoorbeeld als hij op vakantie is. De molenaar wil dit dan aan de mensen laten zien. Dit doet hij door de molen in de lange ruststand te zetten.
De wieken staan dan schuin. De wieken lijken nu net op een x.
5. Spoedstand
Soms gebeurt er iets ergs in de buurt van een molen. Bijvoorbeeld een heel grote brand. Dan moesten de mensen heel snel komen. Als je heel snel iets moet doen wordt dat spoed genoemd. Omdat ze nog geen telefoons hadden konden ze niet bellen. Daarom werden de wieken van de molen gebruikt.
Om elke wiek werd een doek gedaan. Dit zien de mensen heel snel, omdat ze dat alleen doen bij spoed.
6. Feeststand
Deze stand zie je niet overal in Nederland. Bij bijzondere feesten wordt de molen versierd. Bijvoorbeeld bij een bruiloft. Dit doet de molenaar door de wieken te versieren met vlaggetjes.
In de oorlog werd vaak bij onraad een lege jute zak aan de wieken gehangen, als waarschuwing.
De 6 standen van de wieken zijn niet overal in Nederland hetzelfde.
Vroeger werd het graan aangeleverd door de boeren om te malen, Als de boeren dan niet genoeg betaalde gooide de molenaar vaak een hand vol zand door het restant van het graan dat voor de boer was. Vandaar het spreekwoord "Zand schuurt de maag".
De VILLA is gebouwd in 1903 in opdracht van steenfabrikant Ockes, in Overgangsarchitectuur die invloeden laat zien van de neorenaissance, de chaletstijl en de art-nouveau. Het pand bezit een fraaie detaillering, waarin een traditionele hoofdopzet is gecombineerd met een (voor die tijd) eigentijdse detaillering en het gebruik van eigentijdse materialen, zoals verblendsteen en kalkzandsteen. In de toepassing van speklagen en sierankers is de invloed van de neorenaissance nog herkenbaar. Vooral in de linker zijgevel is echter een wat vrijere vormgeving van de speklagen te zien dan voor de neorenaissance gebruikelijk is.
De voorgevel heeft een asymmetrische opbouw en bestaat uit twee delen. Het deel aan de linkerzijde bestaat uit drie vensterassen en wordt afgesloten door een overstekende daklijst op geprofileerde gootklossen.
Het rechter deel bestaat uit twee vensterassen en wordt afgesloten door een puntgevel met een overstekende daklijst die is voorzien van windveren, een voorschot en een siersmeedijzeren koningsstijl op de nok.
Over de volle breedte van de voorgevel lopen een aantal speklagen. De speklagen ter hoogte van de tussendorpels van de ramen op de begane grond, de verdieping en de zolder, zijn opgebouwd uit twee koppenlagen in zwarte kalkzandsteen met daartussen een strekkenlaag in bruine baksteen. Een speklaag ter hoogte van de verdiepingsvloer bestaat uit twee strekkenlagen in zwarte kalkzandsteen met daartussen een koppenlaag in gele verblendsteen.
De hoofdentree bevindt zich in een portiek in de rechter vensteras van het linker geveldeel. Aan de bovenzijde wordt deze portiek beëindigd door een halfronde boog, die is voorzien van een sluitsteen in gele verblendsteen en aanzetstenen in zwarte kalkzandsteen. De speklaag van de begane grond komt uit onder de aanzetstenen van de halfronde boog en wordt daar afgesloten door gele verblendsteen.
In de portiek bevindt zich een houten paneeldeur die is voorzien van drie smalle hoge ruitjes met daar direct boven drie kleinere ruitjes die gezamenlijk aan de bovenzijde een getoogde beëindiging bezitten. De ruitjes worden onderling gescheiden door geprofileerde roeden. Het middelste smalle hoge ruit is voorzien van siersmeedwerk. Boven de deur bevindt zich een achtruits bovenlicht dat is ingevuld met geel en groen kathedraalglas. De deuropening wordt aan de bovenzijde afgesloten door een strek waarin in zwarte kalkzandsteen een sluitsteen is opgenomen. Langs de bovenkant van de strek zijn om-en-om drieklezoortjes in zwarte kalkzandsteen en gele verblendsteen gemetseld.
Links van de portiek, in de middelste- en linker vensteras van het linker geveldeel, bevinden zich twee vensters voorzien van schuiframen met drieruits bovenlichten. Op de verdieping van het linker geveldeel bevinden zich drie vensters met schuiframen. Hiervan bezitten de twee linker ramen een drieruits bovenlicht. Het raam direct boven de portiek is wat smaller dan de andere twee en bezit een tweeruits bovenlicht.
Het rechter geveldeel bezit op de begane grond en nogmaals op de verdieping twee vensters voorzien van schuiframen met drieruits bovenlichten. Op de zolder, in het midden van de puntgevel, zit tenslotte een venster met een vierruits stolpraam.
Twee aaneen gebouwde kleine arbeiderswoningen.
In het buitengebied van Zevenaar de enige aaneengebouwde arbeiderswoningen, die nog zijn overgebleven.
Deze woningen zijn gebouwd door steenfabrikant Okkes van de Panoven voor twee
arbeidersgezinnen van zijn fabriek. De woningen zijn gebouwd omstreeks 1910 in de Overgangsarchitectuur. De woonhuizen bezitten een aardige detaillering met speklagen in kalkzandsteen en segmentbogen boven de vensters, voorzien van aanzet- en sluitstenen in kalksteen en boogvelden die zijn ingevuld met metselmozaïek. Het dubbele woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een wolfdak met voor- en achterschild. De linker helft van het dubbel woonhuis is in het bovenlicht van de ramen boven de hoofdingang voorzien van een levensboom.
De later aangebrachte dakkapel en dakramen doen afbreuk aan het oorspronkelijke beeld.
Het BOERDERIJCOMPLEX bestaat uit een erf met T-boerderij en dwars geplaatste schuur en dateert, in zijn huidige vorm, voor het grootste deel uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Op de kadastrale kaart van 1832 komt de boerderij al voor, zij het met een L-vormige plattegrond in plaats van de huidige T-vormige plattegrond van voor- en achterhuis. Het is niet zeker of het hier gaat om een oudere voorganger of dat een deel van deze oudere bebouwing nog aanwezig is in de huidige opzet. De opvallend hoge opkamer duidt op een tenminste 18de-eeuwse kern die hier misschien nog aanwezig is.
De boerderij kent zichtbaar een aantal bouwfasen. Het voorhuis vertoont sporen van verbouwingen, waaronder een wijziging van de kapvorm. In een eerdere fase was het voorhuis voorzien van een schildkap. De deeldeur en de daarachter liggende ankerbalk gebinten van het achterhuis staan niet in het midden onder het dak, maar iets rechts van het midden. Mogelijk is het achterhuis aan de linkerzijde uitgebreid of verhoogd. Afgaand op de toegepaste baksteen, zal het achterhuis wellicht ouder zijn dan het huidige voorhuis. De aanbouwen en bijgebouwen zijn allen van latere datum. De huidige boerderij bestaat uit een dwars voorhuis met haaks daarop het achterhuis. Haaks op de linkerzijde van het achterhuis staat een schuur van latere datum, vermoedelijk van omstreeks 1900. Tenslotte, staat hier weer links van, verbonden door een éénlaags verbindingsstuk, een naoorlogse schuur. Links achter de boerderij staat een naoorlogse houten kippenschuur. De boerderij is gelegen aan de westzijde van de Pannerdenseweg. De rechter zijgevel is naar de weg gericht. De voorgevel is gericht op het zuiden. De boerderij staat enigszins verhoogd in het landschap. Het erf bezit een aantal waardevolle elementen, zoals de fruitbomen rechts langs de boerderij, een waterput en een aantal leilinden aan de voor– en linkerzijde van het voorhuis.
De gevels zijn opgetrokken in rode baksteen in kruisverband.
Voorgevel:
De voorgevel van het voorhuis is asymmetrisch ingedeeld. Iets rechts van het midden bevindt zich de entree die is voorzien van een moderne deur met daarboven een éénruits bovenlicht.
Het BOERDERIJCOMPLEX is een, voor Oud-Zevenaar, goed voorbeeld van een in traditionele trant gebouwde T-boerderij uit de 19de eeuw. De onderdelen van het complex zijn vrij goed tot goed bewaard gebleven. De boerderij bezit een aantal waardevolle elementen, waaronder een kelder met opkamer.
Verhoogd in het landschap, is kenmerkend en van belang voor de instandhouding van het karakter van het landelijk gebied van Zevenaar.
In de gevel aan de oostkant van boerderij Poelwijk is een gevelsteen geplaatst uit 1749 van het voormalige Hoff Gross Poulwick. De steen is niet helemaal compleet, wel is nog duidelijk te zien de twee wapens van het echtpaar van Heerma en von Hovell. De steen getuigt van het feit, dat in vorige eeuwen adellijke families op huis Poelwijk woonden.
Naast de familiewapens staat er ook een Latijnse tekst op. Waarvan de vertaling is: Ik sta steunend op Gods hulp op wiens bescherming ik vertrouw! Barbara, trouwe patrones, verleen gij uw schutse!
In dit pand werden regelmatig de vergaderingen gehouden van dijkwachters, tevens werden er gereedschappen bewaard die bij dijkbewaking nodig waren.
Bij een stand van 13,5 m te Keulen was de dijkgraaf verplicht, de dijkwacht op te roepen. Om 16.00 uur ging de wacht in, verplicht voor alle mannelijke ingezetenen tussen 18 en 60 jaar. In het wachthuis werd voor licht en vuur gezorgd alsmede twee maatjes jenever per persoon. Men liep wacht vanaf het Polderhuis te Oud-Zevenaar tot het wachthuis te Groessen/Loo.
Vlak achter het Polderhuis aan de Oud Zevenaarsedijk waren twee meetputten van de Waterstaat, om de stand van het water in de ondergelopen buitenpolder te meten.
In het verleden zijn veel overstromingen, dijkdoorbraken en kruiend ijs oorzaak geweest van veel dood en verderf. Dijkdoorbraken waren er in: 1431 (Breuly), 1497(Leuffen), 1584(Oliemolen), 1638(Leuffen), 1744, 1770(Oliemolen), 1783, 1798 (Leuffen), 1809
Dat de schrik in herinnering leeft blijkt uit een gezegde ‘ Gij kon de boks niet zo gauw antrekke of het water stond al achter de diek.’
“Schrokkenkamp”
De T-BOERDERIJ is, afgaand op de jaartalankers, gebouwd in 1801. Vermoedelijk droeg de boerderij de naam “Schokkenkamp”. Het is één van de oudste boerderijen aan de Pannerdenseweg.
De hoofdvorm met een dwars voorhuis en achterhuis is goed bewaard gebleven, evenals de gevelindeling van het voorhuis. Het achterhuis bezit nog de oorspronkelijke houtconstructie bestaand uit ankerbalk gebinten. Linksvoor onder het voorhuis bevindt zich een vrij grote kelder met een gedrukt tongewelf.
De boerderij kent een aantal wijzigingen. De ramen en kozijnen van het voorhuis zijn rondom vervangen. Ook de luiken zijn verdwenen.
Het achterhuis heeft een nieuwe dakbedekking gekregen in de vorm van golfplaten. In de achtergevel zijn aan weerszijden twee nieuwe dubbele deuren aangebracht. Inmiddels is naast de boerderij een modern woonhuis gebouwd en wordt de boerderij zelf niet meer bewoond. Het erf, inclusief de overige opstallen, is gemoderniseerd.
De boerderij is met de linker zijgevel naar de Pannerdenseweg gericht. Voor het voorhuis (zuidzijde) staan twee leilinden.
Plattegrond en opbouw:
De gevels zijn gemetseld in kruisverband in een bruine baksteen.
De voorgevel is ingedeeld in vier vensterassen.
De gevels zijn gemetseld in kruisverband in een bruine baksteen.
Het achterhuis is vrij hoog en bezit nog de oorspronkelijke houtconstructie bestaand uit ankerbalk gebinten.
Rechtsachter de brandmuur bevindt zich de geut. De enkelvoudige balklaag boven de begane grond van het voorhuis is vermoedelijk van eikenhout. De balken zijn voorzien van een kraalprofiel langs de zijkanten.
Linksvoor onder het voorhuis bevindt zich een vrij grote kelder met een gedrukt tongewelf. In de kelder zijn nog pekel –en spekbakken aanwezig. Boven de kelder ligt de opkamer.
De BOERDERIJ is een goed voorbeeld van een boerenbedrijf uit het begin van de 19de eeuw en representatief voor de ontwikkeling van het landelijk gebied ten zuidwesten van Zevenaar in deze periode.
De woonhuizen zijn gebouwd omstreeks 1910-1915 in een bouwtrant die invloeden vertoont van de neorenaissance. Dit is onder meer te zien aan de toepassing van sierankers, speklagen en diamantkoppen in de sluitstenen en boogvelden van de bogen boven de ramen.
De woning heeft een eenvoudige symmetrische architectuur, die in zijn hoofdopzet goed bewaard is gebleven. Het interieur bezit een aantal oorspronkelijke elementen, zoals een tegelvloer met een geometrisch patroon in de hal. De woonhuizen zijn gelegen aan de zuidzijde van de Zuiderlaan.
Het dubbele woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak dat is gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.
Zuiderlaan 37 is ondergebracht in de linker helft van het dubbele woonhuis.
De gevels zijn opgetrokken in een bruine baksteen in kruisverband. Rondom loopt langs de onderzijde een grijze gepleisterde plint over de gevels. Op het linker zijschild staan twee gemetselde schoorstenen.
Midden op de erfscheiding tussen Zuiderlaan 37 en 39, staat op het achtererf een schuurtje dat is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak. Het dak is gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen. Op de nok staat een gemetselde schoorsteen. De gevels zijn opgetrokken in bruine baksteen in halfsteens verband.
Voorgevel:
De voorgevel van het dubbele woonhuis is symmetrisch van opzet en is ingedeeld in drie vensterassen. Aan de bovenzijde wordt de voorgevel afgesloten door een puntgevel met een overstekende daklijst. De horizontale geleding van de gevel bestaat uit grijze gepleisterde speklagen die over de breedte van de gevel lopen ter hoogte van de onder– en bovendorpels van de ramen op de begane grond en de verdieping.
't Olde Processiepad
Rond het kerkgebouw vindt op de zondag voor St. Jan (24 juni) de jaarlijkse Sacramentsprocessie plaats.Een eeuwenoude traditie in een prachtige omgeving.Om de baldakijn lopen de bruidjes, de misdienaars en de vendeliers, particulieren en meerdere schutterijen mee.Het is een bijzondere gebeurtenis in het Liemerse land.
St. Annastraat
Genoemd naar de vrouw van de Heilige Joachim en moeder van de heilige Maagd Maria. St Anna is schutsvrouwe van de schuttersvereniging van die naam en schutsvrouwe van het St. Annagilde rond Camphuuysen.
Babberichseweg
Vroeger was deze weg onderdeel van de Postweg van Arnhem naar Elten. Huize Poelwijk was toen een halteplaats.
Bemweg
Na aanleg van de spoorweg van Arnhem naar Emmerich in 1856 werd aan de noordzijde van de lijn tussen de overweg in de Postweg (nu Babberichseweg en de overweg in de Holthuizense straatweg (nu Sleeg) een parallelweg aangelegd. In de loop der jaren kwamen er woningen langs deze weg te staan. De weg kreeg vanaf 1951 de naam van een groep percelen in de buurt, die ‘de Bem’ werden genoemd. De naam bem wil o.a. zeggen een aantal bekende personen of groepen.
Bettestraatje
Op het einde van de Oud Zevenaarsedijk begint sinds mensenheugenis de verbindingsweg naar het noorden tot de Babberichseweg. In 1856 komt de naam Bettestraatje al voor. De weg stelde niet veel voor. Het was niet meer dan een “hondekarrepad. Het is niet bekend waar die naam vandaan kwam.
Breulylaan
Het betreft het weggedeelte dat de verbinding vormt tussen de Pannerdenseweg en het openluchtzwembad de Breuly en dat in de volksmond ‘de weg over het stort’ werd genoemd. Het was de bedoeling van de gemeente om de vijf kleiputten vol te storten met huisvuil, dit is gelukkig beperkt gebleven tot één kleiput.
De Breuly is een recreatieplas en wil weer een aantrekkelijke plek worden voor iedereen.
Doel is om een speelse, natuurlijke ontmoetingsplek voor jong en oud te creëren om actief te zijn en te genieten, om te ravotten en tot rust te komen. Zo wordt Breuly/ Panovenpark nog meer een natuurlijk podium voor allerlei kleinschalige activiteiten uit de gemeenschap.
De Stichting Vrienden van de Breuly. Hierin zijn vertegenwoordigd: Sterrenwacht Corona Borealis, Dorpsraad Ooij, Leefklimaat Zevenaar, Hengelsport vereniging De Breuly en Imker vereniging De Liemers.
Zij onderkennen een gezamenlijk eigenaarschap.
De Breit
Het is een oud kerkepad, dat loopt van de Babberichseweg richting de kerk van Oud-Zevenaar en komt bij de Oud Zevenaarsedijk uit.
Dijkweg
Deze straat werd vroeger Holthuizensche Lijkweg genoemd. De naam van het eerste gedeelte van de straat werd door de bevolking op een gegeven moment afgekort tot Lijkweg. Lijkwegen zijn traditioneel vastliggende routes die een lijkstoet diende te volgen op weg naar de kerk. In 1952 wordt het Dijkweg.
Geldersewaard
Deze weg leidt naar een grote boerderij in de Gelderse Waard en een schitterend natuurgebied tussen de Rijnstrangen. In het begin van de weg staan een weerszijde struwelen, die belangrijk zijn voor de leefomgeving van veel planten, vogels, vlinders en andere insecten.
Heilige Huisjes
Oorspronkelijk liep de weg vanaf de Buitenmolen linksaf naar het zuiden. Vroeger stond er op de hoek van de H. Huisjes en het voetpad naar de Slenterweg een herberg van vrouw Visser; in de volksmond werd het ‘H.Huuske’ genoemd. Het grondstuk op de hoek van de H. Huisjes en de Ooyselandweg heette vroeger ‘Het heilige Huisje’. Mogelijk heeft hier vroeger een rustaltaar gestaan, dat diende in de processie van Oud-Zevenaar. Bij de aanleg van de spoorlijn in 1854 werd dit gedeelte afgesneden en begon de Heilige Huisjes aan de zuidzijde van het spoor. De uitdrukking Heilig Huisje betekent: 1) kapelletjes, 2) een bouwsel op een graf.
Deze plaats was vroeger een grondstuk van de oude Hoff Gross Poulwick uit 1763.
Holthuizerpad
Dit fiets- wandelpad is aangelegd toen de overweg in de Sleeg werd vervangen door een tunnel. De bestaande weggedeelten bleven voor het merendeel liggen en er kwamen nieuwe aansluitingen bij waaronder het Holthuizerpad.
Kamphuizerweg
Van oudsher een bestaande verbinding tussen Oud Zevenaarsedijk en de voormalige Kleefsepostweg die tot circa 1760 achter de Zwanenwaai doorliep. Het fietspad ligt niet overal even hoog. Dit had te maken met de Liemerse overlaat, waarbij dit stuk van de dijk werd afgegraven en later weer één meter werd opgehoogd.
Kerkweg
De kerkweg werd vroeger Tolstraatje genoemdHet weggedeelte tussen de twee dijken bij de kerk in Oud-Zevenaar werd vroeger het Tolstraatje genoemd (eind 17de tot begin 19de eeuw) Bij de herberg aan de oostzijde van de kerk was een zwijgende tol gevestigd. Er stond een bord met de tekst:”Wie die niet voldoet, verbeurt “sijn lijf en goed”.In 1695 kostte het repareren van de weg 21 daalder en in 1808 werd er 486,-- gulden geïnd.
Leemkuylweg
De weg is genoemd naar de havesathe de Leemkuuyl, de havesathe waarschijnlijk zo genoemd omdat het een goede plaats was voor het winnen van leem voor de baksteenfabricage
Maatjesweg
Deze weg werd in 1856 als zuidelijke parallelweg aangelegd en kreeg pas in 1952 de huidige naam. De naam is ontleend aan die ter plaatse gelegen landerijen.
Martinusweg
Genoemd naar Martinus Bisschop van Tours, hij was zeer populair als patroon van vele kerken en speelt een rol tijdens St. Maartensoptochten en -vuren. En er zijn vele woonplaatsen naar hem vernoemd.
Ooysedijk
De dijk met daarop gelegen weg richting Ooy. De Ooysedijk, even ten oosten van de Breuly, werd voor 1940 “De Dijk”genoemd.
Ooyselandweg
Deze schilderachtige weg loopt van de Heilige Huisjes naar de Panovenweg. Er liggen weilanden, boomgaarden en volkstuintjes aan en diverse karakteristieke panden. Op een tekening van de polder uit 1780 is het middenstuk van de weg verdwenen door een dijkdoorbraak.
Oud Zevenaarsedijk
Een gedeelte van de weg bevindt zicht langs de Rijnstrangen van het polderhuis tot het Bettestraatje. Er is ook een “onderlangs” met dezelfde naam.
Oud Zevenaarseweg
De weg kenmerkt zich door een lage ligging ten opzichte van de omringende terreinen. Er is sprake van een echte lintbebouwing. De Oud Zevenaarseweg en de Slenterweg zijn waarschijnlijk ontstaan langs de oevers van de Aa, om de boot te laten trekken door mens of dier, tegen de stroom op. Typerend is dat de oude boerderijen met hun achterzijde naar de weg staan gekeerd.
Paddestoel
Genoemd naar een gelijknamige boerderij. In het verleden had de naamgeving betrekking op een groep percelen in die buurt, als men er een lijn omheentrok vormde het een paddestoel.
Pannerdenseweg
De verbindingsweg tussen Zevenaar en Pannerden. Vroeger werd de weg bij nonnenkamp aangeduid als Schaerstraat. Dat had te maken met het begrip inscharen van vee op de gemeente of gemeinde.
Panovenweg
In 1941 wordt deze naam voor het eerst gebruik, daarvoor werden de namen zoals Steenovenweg en Fabrieksweg gebruikt. De naam vormt een herinnering aan de vele panovens die er in Zevenaar zijn geweest en specifiek aan de thans nog aanwezige voormalige panoven.
Park Tichelkamp
Dit park is gelegen langs de Oud Zevenaarseweg. Het is een langgerekt park, dat zijn vorm dankt aan de stroming van de AA, een ideale plek om even helemaal tot rust te komen. Het park is het domein van de jaarlijks terug komende activiteiten zoals een rustaltaar tijdens de processie , het Martinus vuur en in het verleden, het parkfeest van Wip-inn. Wandel over de paden en bruggetjes en geniet van de mooie omgeving. Kinderen kunnen zich hier prima vermaken met de aanwezige speeltoestellen en het trapveldje.
Poelwijkerlaan
De Poelwijkerlaan is in 1854 bij de aanleg van de spoorlijn van Arnhem naar Emmerich ontstaan. Er was regelmatig verschil van mening over de status van de weg: openbaar of particulier. De weg langs Poelwijk is sinds eeuwen ook een openbaar voetpad.
De Roosdom
Het goed de Roosdom werd al in de 17de eeuw genoemd. In 1710 kocht Markies de Vignoles de Mathena, waartoe ook de Roosdom behoorde. Roosdom d.w.z. hof, plezierhuis, schuur, bongerd, vijver, plantages, schatvrij erg en goed.
Rosandeweg
Deze weg voert van de Slenterweg naast het voormalige waterleidinggebouw naar de buitenpolder ‘Rosande’. De waard wordt reeds in 1538 genoemd.
Selderijstraatje
Wordt nog door veel mensen in Oud-Zevenaar zo genoemd. Het betreft een zijweg van de Babberichseweg, vanaf Zevenaar gezien links voorbij het schuttersgebouw van St. Anna. In 1943 werd het genoemd “Voetpad naar het Warteland”.
Sleeg
In 1618 wordt het Holdthuiser straat genoemd. In 1860 Holthuizense Lijkweg. In 1951 wordt het Sleeg genoemd. De naam Sleeg komt van slagen grond die ontstonden na het rooien van bos.
Slenterweg
Deze weg heette vroeger Ooysche Lijkweg en in 1619 werd het De oische straat genoemd.
Steenheuvel
De Steenheuvel is nu een veldweg maar ligt op de plek waar vroeger de oudste verbindingsweg tussen Oud-Zevenaar en Zevenaar was gelegen.
Tichelpad
Komt van het woord tichel. Tichel is een oude benaming voor baksteen.
Uiversweg
Deze weg is vernoemd naar het bouwland aan de oostzijde van de Uiversweg dat ook wel “de Storchkamp” werd genoemd.
Veilingpad
Dit pad 'verwijst nog richting het voormalige veilinggebeuren.
Zuiderlaan
Tot 1920 werd de Zuiderlaan in officiële stukken aangeduid als ‘Ooysestraat’, daarna duikt de huidige naam op. De naam kan te danken zijn aan de fraaie door bomen geflankeerde weg die in het zuiden van de gemeente ligt.
Bertus de schaapherder
Lambertus Wilmsen is de officiële naam van de legendarische schaapherder uit Oud-Zevenaar.
Op 14 april 1886 te Venray geboren.
De schaaphoeder stierf in maart 1965.
Tientallen jaren trok Bertus met zijn schapen en een hond door de ommelanden van Oud-Zevenaar
Het is gemaakt door Peter Erfetemeijer.
De Bieleman
Op de rotondes nabij de betuwelijn staan kunstwerken van Nicolaas Dings, in brons gegoten.
Gemaakt als een gebaar voor de inwoners en gemaakt door kunstenaar Nicolas Dings uit Amsterdam.
Ze vormen een drieluik, bestaande uit een bieleman, een ree en een koffer. Gezamenlijk verwijzen ze naar het gilde met als motto: broederschap, trouw en dienstbaarheid. Vanwege de schutterij en het gilde die van oudsher een speciale rol in het sociale leven van Oud-Zevenaar vormen.
De Koffer
Op de rotondes nabij de betuwelijn staan kunstwerken van Nicolaas Dings, in brons gegoten.
Gemaakt als een gebaar voor de inwoners en gemaakt door kunstenaar Nicolas Dings uit Amsterdam.
Ze vormen een drieluik, bestaande uit een bieleman, een ree en een koffer. Gezamenlijk verwijzen ze naar het gilde met als motto: broederschap, trouw en dienstbaarheid. Het reisattribuut bij uitstek. In de bronsgieterijen van Kemner en van Schalen in Cuijk en Someren kwamen de versies in brons tot stand.
De Ree
Op de rotondes nabij de betuwelijn staan kunstwerken van Nicolaas Dings, in brons gegoten.
Gemaakt als een gebaar voor de inwoners en gemaakt door kunstenaar Nicolas Dings uit Amsterdam.
Ze vormen een drieluik, bestaande uit een bieleman, een ree en een koffer. Gezamenlijk verwijzen ze naar het gilde met als motto: broederschap, trouw en dienstbaarheid. De ree impliceert dat de de dieren door de aanleg van de Betuweroute in hun vrijheid zijn beknot.
De vlinder
Een vlinder ( natuurlijke omgeving, beschermend, kwetsbaar, veiligheid, geborgenheid). Twee handen met een lampje (beschermend, kwetsbaar, veiligheid, geborgenheid, warmte en afstemmen)
Bovenstaande suggestie's heeft de kunstenaar Maarten van der Geest gebruikt. Het kunstwerk is geschonken door ELMO- kinderopvang. Rond de sokkel staan vlinderstruiken met paarse bloemen, goed passend bij het kunstwerk.
Het monumentje
Op 29 oktober om 11.00 uur werd op de begraafplaats in Oud-Zevenaar een monumentje onthuld en gewijd. Het monumentje geeft aandacht aan kinderen en volwassenen die geen uitvaart hebben gehad, en voor hun nabestaanden, die geen erkenning kregen voor hun verlies. Het beeldje is gemaakt door kunstenaar Antoinette Ruiter uit Oldenzaal.
Sint Martinus
Bij de ingang van de speelplaats is het oude ornament verwerkt in een kunstwerk. Dit ornament is tijdens de sloop van het oude gebouw in zijn geheel behouden gebleven. Het ornament hing boven de ingang van de school.
Op het ornament ziet u de heilige St. Martinus in verschillende hoedanigheden afgebeeld.
Voorstellende Martinus die zijn mantel doormidden snijdt, Martinus als bisschop van Tours en Martinus aan een ziekbed.
De school
De ornamenten op de voorgevel van de oude school met afbeeldingen van Oudhollandse spelen er op zijn voor de sloop uit het gebouw gehaald. Deze zijn herplaats en aangevuld met nieuwe ornamenten. Hierin is met speciaal cement een nieuwe tegel gemaakt waarop nieuwe spelen te zien zijn. Onderaan de pagina staan de oude ornamenten en de kleiwerkstukken waarvan de nieuwe ornamenten zijn gemaakt.
Paddenfontein
De paddenfontein is van steen en vervaardigd door de kunstenaars Luigi Pedron en Mark Geels.
Het staat nu op het Annaplein.
Panoramatafel
De panoramatafel staat op het zuidelijke puntje van het processiepad en is in 1966 gemaakt als een oriënteringstafel
Men heeft een prachtig uitzicht op de Gelderse Poort en de stuwwallen.
Tafel en stoelen
De twee kunstwerken staan bij de toegangen van de Roosdom en zijn gemaakt door Annita Ebbeling. Ze zijn van geoxideerd staal.
Copyright © 2013 - Oud-Zevenaar
Niets van deze site mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur worden gebruikt. - Wepdiezainer -